14.2.1Beide partijen hebben in hun na het tussenarrest genomen memories voor zover van belang de volgende op- en aanmerkingen gemaakt over door het hof in het tussenarrest van 14 april 2015 gegeven oordelen:
a. Yvestmar heeft in haar memorie na tussenarrest, tevens akte opgave verhinderdata, uitgelegd op welke wijze volgens haar een eind dient te worden gemaakt aan de bij het hof gerezen onduidelijkheid omtrent de vraag onder welke volgens Yvestmar bedrieglijke post 34,75 uren zijn gefactureerd (zie het slot van r.o. 11.7.5.2 van het tussenarrest). Pewe c.s. hebben daarop gereageerd in hun memorie na enquête;
b. Pewe c.s. hebben in hun memorie na enquête, kort gezegd, aangevoerd dat de wijze waarop het hof bepaalde cijfers heeft gehanteerd en/of geïnterpreteerd, en/of berekeningen heeft gemaakt onjuist is;
c. Pewe c.s. hebben verder aangevoerd dat het voor het hof kennelijk onvoldoende duidelijk geworden wat Van Steensel in zijn rapport heeft bedoeld met de opmerking “geen oordeel”.
Het hof zal allereerst deze opmerkingen beoordelen.
14.2.3Het hof zal allereerst oordelen over de opmerking van Pewe c.s. dat de wijze waarop het hof bepaalde cijfers heeft gehanteerd of geïnterpreteerd en/of berekeningen heeft gemaakt onjuist is.
Het hof heeft in het tussenarrest van 14 april 2015 in r.o. 11.7.4 vermeld welke cijfers het hof als vertrekpunt heeft gebruikt. Pewe c.s. hebben in hun memorie na enquête geen bezwaren aangevoerd tegen de inhoud van die r.o. 11.7.4. Het hof heeft vervolgens mede aan de hand van het door Yvestmar overgelegde rapport van [GT] (“GT-rapport”) vastgesteld op welke wijze Yvestmar haar stelling dat sprake is van factureringsbedrog feitelijk heeft onderbouwd. Volgens het hof heeft Yvestmar dat als volgt gedaan:
- Frama B.V. heeft ten onrechte 59 overwerkuren gefactureerd;
- er zijn 175,25 meer uitzenduren bij klanten in rekening gebracht dan feitelijk aan uren door Frama B.V. is ingekocht;
- er zijn ten onrechte doordraaiuren in rekening gebracht;
- [appellant sub 2] heeft uren in rekening gebracht die door hem zelf zouden zijn gemaakt, terwijl die feitelijk niet zijn gemaakt.
Het feit dat Pewe c.s. van mening zijn dat geen sprake is van factureringsbedrog en dat volgens Pewe c.s. de cijfers van Van Steensel anders uitwijzen dan de cijfers in het GT-rapport, maakt niet dat die door Yvestmar gegeven verfeitelijking dat sprake is van factureringsbedrog met die verwijzing door Pewe c.s. naar het rapport van Van Steensel kan worden gepasseerd. Het hof moet immers onderzoeken of, kort gezegd, feiten zijn gepleegd die moeten worden gekwalificeerd als factureringsbedrog en het weergeven van de wijze waarop Yvestmar haar vordering heeft onderbouwd gaat daaraan vooraf.
Het hof ziet dan ook in hetgeen Pewe c.s. hebben aangevoerd ter toelichting op hun stelling dat de wijze waarop het hof bepaalde cijfers heeft gehanteerd, geïnterpreteerd en/of berekeningen heeft gemaakt onjuist is, geen aanleiding om terug te komen op hetgeen het hof daarover heeft beslist. Het hof acht gelet op dit oordeel geen termen aanwezig om Yvestmar in staat te stellen zich uit te laten over hetgeen Pewe c.s. hierover hebben aangevoerd.
Ad 14.2.1 sub c; "geen oordeel" Van Steensel
14.2.4Pewe c.s. zijn verder van mening dat het hof de woorden van Van Steensel in zijn rapport inhoudende “geen oordeel” onjuist heeft uitgelegd. Volgens Pewe c.s. heeft Van Steensel bij de posten “doordraai uren”, “uren [appellant sub 2] ” en “overuren [zoon van appellant sub 2] en [schoonzoon van appellant sub 2] ” telkens geconstateerd dat er sprake was van aantoonbaar gewerkte uren die conform door klanten geaccordeerde werkbonnen zijn gefactureerd (nr. 26 memorie na enquête). Hij heeft echter bij die posten “geen oordeel” vermeld omdat Yvestmar tijdens zijn onderzoek weigerde te erkennen dat die uren daadwerkelijk waren gemaakt en terecht waren gefactureerd. Door die weigerachtige houding van Yvestmar en door de stelling van Yvestmar dat facturatie van die uren niet plaats had mogen vinden, vermeldde Van Steensel “geen oordeel”.
Anders dan Pewe c.s. stellen is een en ander voor het hof niet onduidelijk. Het hof heeft niet miskend dat volgens Van Steensel die betreffende uren op de een of andere manier wel zijn gemaakt en/of door klanten zijn geaccordeerd en/of betaald. Daarmee kan echter niet worden volstaan. Het enkele feit dat uren zijn gemaakt en/of door klanten zijn geaccordeerd en/of betaald, en dat door Yvestmar is erkend dat die uren daadwerkelijk zijn gemaakt, betekent namelijk niet dat van bedrog geen sprake meer kan zijn. Zo kan het zijn dat die wel gemaakte uren niet in rekening mochten worden gebracht, maar de klant dat niet heeft onderkend en zonder meer de factuur heeft betaald. Daarover hebben partijen bij deze posten gediscussieerd. Van Steensel heeft naar aanleiding van die discussie bij de hier aan de orde zijnde uren met de woorden “geen oordeel” alleen maar gezegd dat hij geen mening heeft over de vraag of die uren al dan niet bedrieglijk in rekening zijn gebracht. Het hof gaat dan ook alleen al om die reden voorbij aan het verzoek van Pewe c.s. om Van Steensel als deskundige te horen. De stelling van Pewe c.s. dat het voor het hof onduidelijk is geweest wat Van Steensel heeft bedoeld met “geen oordeel” is naar het oordeel van het hof dan ook onjuist en wordt daarom gepasseerd. Het hof acht gelet op dit oordeel geen termen aanwezig om Yvestmar in staat te stellen zich uit te laten over hetgeen Pewe c.s. hierover hebben aangevoerd.
Ad 14.2.1 sub a; toelichting inzake verantwoording 34,5 uur
14.2.5.1 Het hiervoor onder r.o. 14.2.1 sub a vermelde betreft het volgende.
In r.o. 11.7.5.2 van het tussenarrest van 14 april 2015 stelde het hof vast dat volgens Yvestmar door Frama B.V. 526 uur valselijk bij klanten in rekening is gebracht. Dit vastgestelde aantal van 526 uur bestaat, aldus heeft het hof in die r.o. 11.7.5.2 de stellingen van Yvestmar uitgelegd, uit 59 overuren, 175,25 uur uitzendkrachten, 140 doordraaiuren en 117 door [appellant sub 2] gemaakte uren. Dit is in totaal 491,25 uur, dus 34,75 uur minder dan de genoemde 526 uren. Het hof heeft vervolgens overwogen dat het voor het hof niet duidelijk is onder welke bedrieglijke post het aantal van 34,75 uur is gefactureerd. Het hof heeft het in het tussenarrest daarbij gelaten. Enig definitief oordeel is niet door het hof gegeven. Gelet daarop bestaat er geen regel die verbiedt dat Yvestmar bij de eerste gelegenheid volgend op het tussenarrest van 14 april 2015 de bij het hof gerezen onduidelijkheid probeert op te helderen.
Yvestmar heeft in haar memorie na tussenarrest, tevens akte opgave verhinderdata daarover de volgende opheldering verschaft:
A. er zijn 12 reisuren bij de klant Suiker Unie in rekening gebracht die contractueel niet in rekening gebracht hadden mogen worden;
B. er is sprake van 10,5 uur die al in rekening waren gebracht voorafgaand aan de onderzoeksperiode mei/juni 2005. Deze uren mogen daarom niet meetellen;
C. er is ten onrechte 6,5 uur in rekening gebracht als door machinisten als mankracht gemaakte uren. Die uren zijn wel gewerkt, maar zijn niet te factureren als combiuur;
D. er is 3,75 uur besteed aan werk waar geen factuur of kasboeking aanwezig is, en die Yvestmar kwalificeert als “zwart werk”. Deze uren zijn wel gewerkt, maar kunnen niet in rekening worden gebracht;
E. er is 2 uur besteed aan service/garantie. Die uren zijn wel gewerkt, maar mochten niet worden gefactureerd.
Pewe c.s. hebben hierop inhoudelijk gereageerd in hun memorie na enquête zodat het hof over deze posten A. tot en met E. dient te oordelen.
14.2.5.2
Sub A (12 uur)Volgens Yvestmar zijn er 12 reisuren bij de klant Suiker Unie in rekening gebracht die contractueel niet in rekening gebracht hadden mogen worden. Zij verwijst hierbij naar de door haar bij memorie na tussenarrest tevens akte opgave verhinderdata overgelegde producties 2 en 2.3. Productie 2 vangt wat dit betreft aan met een zes kolommen bevattende tabel. De vijfde kolom heeft als hoofd “Klant” en de laatste kolom heeft als hoofd “Oorzaak & Bewijs”. Productie 2.3 betreft een “Suiker Unie Inkoop Contract” waaruit volgens Yvestmar blijkt dat geen reisuren bij de Suiker Unie in rekening mochten worden gebracht.
Pewe c.s. hebben er op gewezen dat productie 2.3 wat [plaats] betreft de mededeling bevat “De reiskosten bedragen ¾ uur heen en ¾ uur terug”. Verder is op die productie vermeldt dat [plaats] geen standaard reiskosten heeft. Tenslotte, aldus Pewe c.s., vermeldt de vijfde kolom in genoemde tabel overwegend als klant “Sensus [plaats] ”, die echter geen klant is die valt onder het “Suiker Unie Inkoop Contract” overgelegd als productie 2.3.
Het hof volgt Pewe c.s. hierin niet. Voor [plaats] gelden geen reisuren zodat die uren niet in rekening hadden mogen worden gebracht. Als Sensus [plaats] niet onder Suiker Unie valt, is zodanig onduidelijk waarom die uren dan wel in rekening zijn gebracht bij Suiker Unie, dat ook daarvoor heeft te gelden dat die uren niet in rekening hadden mogen worden gebracht. Dit betekent dat het hof ook deze uren zal scharen onder het factureringsbedrog.
14.2.5.3
Sub B (10,5 uur)Volgens Yvestmar is er verder sprake van 10,5 uur die al in rekening waren gebracht voorafgaand aan de onderzoeksperiode mei/juni 2005, zodat deze uren niet mogen meetellen. Zij verwijst hierbij naar de door haar bij memorie na tussenarrest tevens akte opgave verhinderdata overgelegde productie 2, en wel naar de tweede tabel op die productie. Het betreft 4 uur op vrijdag 6 mei 2005 en 6,50 uur op woensdag 8 juni 2005, telkens van [zoon van appellant sub 2] .
Pewe c.s. voeren aan dat Yvestmar hier afwijkt van hetgeen is vermeld in bijlage 2 van het GT-rapport. Aldaar is vermeld bij [zoon van appellant sub 2] op 6 mei 2005 drie gewerkte uren en vijf gefactureerde uren. Op 8 juni 2005 is bij [zoon van appellant sub 2] vermeld 2 gewerkte uren en 2 gefactureerde uren.
Hetgeen Pewe c.s. hebben aangevoerd, is inderdaad aldus vermeld in die bijlage 2. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is – behoudens ten aanzien van de 2 gefactureerde, maar niet gewerkte uren op 6 mei 2005 – niet duidelijk dat sprake is van 10,5 uur die niet mochten worden gefactureerd. Aldus kunnen van deze uren slecht laatstgenoemde 2 uur meetellen bij het aantal uren factureringsbedrog.
14.2.5.4
Sub C (6,5 uur)Volgens Yvestmar is verder ten onrechte 6,5 uur in rekening gebracht als door machinisten als mankracht gemaakte tijd. Die uren zijn wel gewerkt, maar zijn niet te factureren als Cambuur. Zij verwijst hierbij naar de door haar bij memorie na tussenarrest tevens akte opgave verhinderdata overgelegde productie 2, en wel naar de derde tabel. Het betreft 2 uur op zaterdag 7 mei 2005 door machinist [schoonzoon van appellant sub 2] en 4,50 uur op woensdag 29 juni 2005 door machinist [machinist] .
Pewe c.s. voeren aan dat Yvestmar hier afwijkt van hetgeen is vermeld in bijlage 2 van het GT-rapport. Aldaar zijn bij [schoonzoon van appellant sub 2] op 7 mei 2005 geen gewerkte uren en geen gefactureerde uren vermeld. Op die bijlage is op 29 juni 2005 bij [machinist] vermeld 3,5 normaal en 3,5 gefakt. norm.
Hetgeen Pewe c.s. hebben aangevoerd, is inderdaad aldus vermeld in die bijlage 2, en strookt met bijlage 1 van dat rapport. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, is niet duidelijk dat sprake is van 6,5 uur die niet mogen worden gefactureerd als combiuur. Aldus kunnen deze uren niet meetellen bij het aantal uren factureringsbedrog.
14.2.5.5
Sub D (3,75 uur)Volgens Yvestmar is verder 3,75 uur besteed aan werk waar geen factuur of kasboeking aanwezig is, en die Yvestmar kwalificeert als “zwart werk”. Deze uren zijn wel gewerkt, maar kunnen niet in rekening worden gebracht. Zij verwijst hierbij naar de door haar bij memorie na tussenarrest tevens akte opgave verhinderdata overgelegde productie 2, en wel naar de vierde tabel. Het betreft 1 uur [zoon van appellant sub 2] op zaterdag 14 mei 2005, 0,75 uur door [machinist] op donderdag 30 juni 2005, 1 uur door [medewerker] en 1 uur door [medewerker] , telkens op donderdag 26 mei 2005.
Pewe c.s. wijzen terecht op verschillen tussen hetgeen Yvestmar in haar memorie na tussenarrest als cijfers vermeldt en hetgeen daarover in bijlage 2 bij het GT-rapport is vermeld. Zo is bij [zoon van appellant sub 2] op 14 mei 2005 in bijlage 2 vermeld overuren 3,5 en gefakt. overuren 5,5, dus een verschil van 2. Yvestmar vermeldt 1 uur in haar memorie.
Op 30 juni 2005 is volgens die bijlage 2 bij [machinist] vermeld normaal 7 en gefakt. norm ook 7, dus geen verschil. Dit strookt met bijlage 1 bij het GT-rapport. Yvestmar vermeldt in haar memorie een verschil van 0,75.
Op 26 mei 2005 is in bijlage 2 bij [medewerker] vermeld normaal 8 en gefakt. norm 9,5 en bij [medewerker] normaal 8 en gefakt. norm 8,5, terwijl Yvestmar in haar memorie melding maakt van 1 uur bij [medewerker] en 1 uur bij [medewerker] . Het hof is hier van oordeel dat zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet duidelijk is dat sprake is van zwart werk. Aldus kunnen deze uren niet meetellen bij het aantal uren factureringsbedrog.
14.2.5.6
Sub E (2 uur)Tenslotte is volgens Yvestmar twee uur besteed aan service/garantie. Die uren zijn wel gewerkt, maar mochten niet worden gefactureerd. Zij verwijst hierbij naar de door haar bij memorie na tussenarrest tevens akte opgave verhinderdata overgelegde productie 2, en wel naar de vijfde tabel. Het betreft 2 uren van [zoon van appellant sub 2] die op 6 mei 2005 in service zijn uitgevoerd bij de klant El Mundo de Carlita en niet facturabel waren.
Pewe c.s. hebben niet betwist dat sprake is geweest van een garantieklus bij El Mundo (de) Carlita. Zij wijzen erop dat in bijlage 2 van het GT-rapport bij de betreffende medewerker 3 gewerkte uren en 5 gefactureerde uren zijn vermeld.
Het hof is van oordeel dat Pewe c.s. aldus onvoldoende gemotiveerd hebben betwist dat ten onrechte 2 uur in rekening zijn gebracht bij El Mundo de Carlita. Ter zake deze 2 uren is dan ook sprake van factureringsbedrog.
14.2.5.7. Het voorgaande leidt tot een totaal van 12 + 2 + 0 + 0 + 2 = 16 ten onrechte gefactureerde uren, en dus geen 34,5 uur.
Bewijsopdrachten14.3.1 Bij het tussenarrest van 14 april 2015 heeft het hof Yvestmar toegelaten om te bewijzen dat:
1. Pewe c.s. opzettelijk hebben verzwegen dat de bij de verkoopfacturen 704, 790 en 827 (in totaal 92,5 uur) in rekening gebrachte werkzaamheden twee maal bij de klanten in rekening zijn gebracht en door die klanten zijn betaald;
2. Pewe c.s. tijdens de onderhandelingsbesprekingen hebben gezegd dat Delta Milieu een klant was die in 2006 voor méér omzet zou zorgen.