ECLI:NL:GHSHE:2017:703
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onterecht opgelegde betaalverzuimboete vennootschapsbelasting en de bevoegdheid van de Ontvanger
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de oplegging van een betaalverzuimboete aan belanghebbende, een vennootschap, door de Ontvanger van de Belastingdienst. De zaak is ontstaan na een boetebeschikking die op 4 februari 2014 aan belanghebbende was opgelegd wegens niet-tijdige betaling van een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting. De Rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de uitspraak van de Ontvanger vernietigd, waarna de Ontvanger in hoger beroep ging.
Het Hof oordeelde dat de Ontvanger niet voldoende had onderbouwd waarom belanghebbende als notoire wanbetaler kon worden aangemerkt, zoals vereist door de parlementaire geschiedenis van de wetgeving. Het Hof stelde vast dat het beleid van de Belastingdienst, zoals vervat in een intern memo, niet strookte met de bedoeling van de wetgever. De Ontvanger had niet aangetoond dat belanghebbende daadwerkelijk een notoire wanbetaler was, enkel het niet-betalen van de eerste nadere voorlopige aanslag was onvoldoende om deze conclusie te rechtvaardigen.
Het Hof concludeerde dat de boetebeschikking vernietigd moest worden, omdat de Ontvanger niet had voldaan aan het zorgvuldigheidsbeginsel bij de oplegging van de boete. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de Ontvanger werd veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. Het Hof stelde ook het griffierecht vast voor het hoger beroep van de Ontvanger.