In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 februari 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een belanghebbende die niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet betalen van het griffierecht. De belanghebbende had een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ontvangen over het tijdvak van 1 mei 2012 tot en met 31 december 2012, waarvoor hij bezwaar had gemaakt. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard, maar de belanghebbende was in hoger beroep gegaan. Het Hof verklaarde de belanghebbende niet-ontvankelijk omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. De belanghebbende had geen bewijsstukken overgelegd die zijn financiële situatie onderbouwden, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om informatie te verstrekken over zijn betalingsonmacht. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat hij niet in staat was om het griffierecht te betalen, en wees het verzoek om vrijstelling van griffierecht af. De griffier werd gelast om de belanghebbende nogmaals in de gelegenheid te stellen het griffierecht te voldoen, waarna het Hof de beslissing op het verzet aanhield tot na de betalingstermijn.