Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Article 31 Unit Classes
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Miljoen e.a.(HvJ 17 september 2015, gevoegde zaken C-10/14, C-14/14 en C-17/14, ECLI:EU:C:2015:608). Dat Nederland bij de heffing van belasting ter zake van dividenduitkeringen door een in Nederland gevestigde beleggingsinstelling aan haar aandeelhouders die heffing non-discriminatoir moet vormgeven, voor zover het de belastingdruk op dividenden betreft, doet niet, althans niet wezenlijk, afbreuk aan de door de Nederlandse wettelijke regeling beoogde samenhang tussen (materieel) de niet-heffing van beleggingsinstellingen en de heffing van de aandeelhouders in die instellingen. Voor het overige geldt dat de wettelijke regels die ter toetsing voorlagen in de zaken-
Miljoen e.a.een doelstelling hadden die op rechtens relevante wijze verschilt van de voornoemde doelstelling die aan het regime voor fiscale beleggingsinstellingen ten grondslag ligt. Het HvJ heeft voorts in verschillende arresten het verschil erkend tussen een regime dat is gericht op een fiscaal gelijke behandeling van rechtstreeks beleggen en onrechtstreeks beleggen (door tussenkomst van een beleggingsinstelling) enerzijds en regelingen die louter de voorkoming van economisch meervoudige belastingheffing ten doel hebben. Het HvJ heeft daaraan ook de unierechtelijke gevolgen verbonden die logischerwijze uit dat onderscheid voortvloeien. Het Hof wijst in dit verband, specifiek voor het onderhavige Nederlandse regime voor fiscale beleggingsinstellingen, in het bijzonder op het arrest in de zaak-
Orange European Smallcap Fund NV(HvJ 20 mei 2008, zaak C-194/06, ECLI:EU:C:2008:289, ov 44-45 en 60-65). Die Nederlandse regeling verschilt voorts, door de dooruitdelingseis, wezenlijk van regimes zoals aan de orde in de zaken-
Aberdeen Property Fininvest Alpha Oyen
Santander Asset Management SGIIC SA e.a.(HvJ 18 juni 2009, zaak C-303/07, ECLI:EU:C:2009:377, respectievelijk HvJ 10 mei 2012, gev. zaken C-338/11 tot en met C-347/11, ECLI:EU:C:2012:286). Die dooruitdelingseis kan, gezien die jurisprudentie, als essentieel kenmerk worden beschouwd om de voornoemde doelstelling van het Nederlandse regime voor fiscale beleggingsinstellingen (gelijke behandeling van rechtstreeks en onrechtstreeks beleggen) te verwezenlijken. In het licht van die doelstelling valt niet in te zien waarom belanghebbende een teruggaaf van dividendbelasting zou moeten worden verleend, hetgeen zou betekenen dat Nederland afziet van belastingheffing ter zake van de dividenden waarop die heffing betrekking heeft. Indien de aandeelhouders in belanghebbende rechtstreeks zouden beleggen in aandelen in Nederlandse vennootschappen, zouden de door die vennootschappen aan die aandeelhouders uitgekeerde dividenden evenzeer aan Nederlandse belastingheffing zijn onderworpen.
Miljoen e.a.en het huidige artikel 10a van de Wet DB). De omstandigheid dat die teruggaafmogelijkheid hun niet wordt geboden, is echter een direct gevolg van de omstandigheid dat zij (in beginsel, zie ook ov. 4.3.5 hierna) niet aan de Nederlandse fiscale rechtsmacht zijn onderworpen. Veronderstellenderwijze ervan uitgaande dat de fiscale rechtsmacht in Luxemburg op dezelfde wijze zou zijn ingericht als de Nederlandse, zou belanghebbende in Luxemburg de van haar geheven (Nederlandse) dividendbelasting aldaar kunnen terugvragen, respectievelijk ter zake daarvan aanspraak kunnen maken op een afdrachtvermindering (vgl. (tot 1 januari 2008) artikel 6 (oud) van het Besluit beleggingsinstellingen, respectievelijk (sindsdien) artikel 11a van de Wet DB). Dat de belastingwetgeving van Luxemburg niet gelijk is aan de Nederlandse is een gevolg van een gebrek aan harmonisatie binnen de Europese Unie op het terrein van de directe belastingen. Het unierecht dwingt Nederland voor gevallen als het onderhavige niet ertoe zijn belastingregeling zodanig aan te passen dat de nadelige gevolgen van deze dispariteit voor belanghebbende worden weggenomen.
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.