In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen de uitspraak van de Rechtbank Overijssel, die op 23 juli 2013 een aanslag in de zuiveringsheffing voor het jaar 2009 van € 1.044.052,70 had gehandhaafd. Na een eerdere bevestiging van deze uitspraak door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, heeft de Hoge Raad op 29 april 2016 het beroep in cassatie gegrond verklaard en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het Hof is gebonden aan de feitelijke uitgangspunten van de Hoge Raad en moet onderzoeken in welke mate de opgelegde aanslag correct is. Tijdens de zitting op 31 augustus 2017 zijn beide partijen gehoord. Belanghebbende betwist dat de aanslag naar het juiste bedrag is opgelegd en concludeert tot vermindering van de aanslag tot € 484.467, terwijl de Heffingsambtenaar de uitspraak van de Rechtbank wil bevestigen. Het Hof heeft vastgesteld dat de aanslag in goede justitie moet worden vastgesteld, rekening houdend met de onzekerheden over de werkelijke hoeveelheid Urean30 die het zuiveringstechnische werk heeft bereikt. Uiteindelijk heeft het Hof de aanslag verminderd tot € 900.000 en de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van griffierechten en proceskosten.