ECLI:NL:GHSHE:2017:5316
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake verzoek tot tussentijdse cassatie in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een bank tegen een vennootschap. De zaak betreft een complexe juridische discussie over bancaire relaties, geldleningen, renteswaps en de bijzondere zorgplicht van de bank. De appellante, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, heeft in hoger beroep een verzoek ingediend om de uitspraak van 24 oktober 2017 vatbaar te maken voor tussentijdse cassatie. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M. van der Beek, heeft zich tegen dit verzoek verzet.
Het hof heeft op 5 december 2017 de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat het niet doelmatig is om thans cassatieberoep open te stellen tegen het tussenarrest van 24 oktober 2017. Het verzoek van de geïntimeerde is afgewezen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol van 19 december 2017 voor het nemen van een akte door de geïntimeerde, zoals eerder omschreven in het tussenarrest. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de procedure nog niet is afgerond en verdere stappen in de zaak nog moeten worden genomen.
Deze uitspraak is van belang voor de betrokken partijen en kan ook implicaties hebben voor de bredere juridische context van bancaire verplichtingen en de zorgplicht van financiële instellingen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om zorgvuldig om te gaan met hun juridische verzoeken en de gevolgen daarvan in het hoger beroep.