Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag parkeerbelasting. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, die was opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente 's-Hertogenbosch. De Heffingsambtenaar had de naheffingsaanslag vernietigd, maar het verzoek om vergoeding van de kosten van bezwaar afgewezen. De belanghebbende ging in beroep bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna stelde de belanghebbende hoger beroep in bij het Hof.
Het Hof oordeelde dat de uitspraak op bezwaar onbevoegdelijk was gedaan, omdat deze niet door de juiste persoon was ondertekend. Desondanks oordeelde het Hof dat de belanghebbende hierdoor niet was benadeeld. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar niet verplicht was om de belanghebbende te horen over de zichtbaarheid van het parkeerkaartje, omdat de naheffingsaanslag was vernietigd. Echter, het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar de belanghebbende in bezwaar had moeten horen over het verzoek om tegemoetkoming in de kosten van bezwaar, omdat er een geschil bestond over relevante feiten.
De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, maar het Hof benadrukte dat het belangrijk is dat belanghebbenden in bezwaar worden gehoord over verzoeken om tegemoetkoming in de kosten van bezwaar. Dit voorkomt dat belanghebbenden gedwongen worden om in beroep te gaan om hun verzoeken te kunnen onderbouwen. De beslissing van het Hof heeft implicaties voor de hoorplicht in het belastingrecht en de wijze waarop verzoeken om kostenvergoeding worden behandeld.