Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een belanghebbende die sinds medio 2002 in België woont en in het jaar 2010 loon uit dienstbetrekking ontving van een Nederlandse BV. De belanghebbende had negatieve inkomsten uit eigen woning en stelde dat hij geen premies AOW verschuldigd was, omdat hij meende dat hij geen onvoorwaardelijk recht had op een AOW-pensioen. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelde dat de belanghebbende wel degelijk verzekerd was voor de AOW en recht had op een (gedeeltelijke) AOW-uitkering bij pensioeningangsdatum. Het Hof verwierp het standpunt van de belanghebbende dat het voorbehoud in de pensioenoverzichten van de SVB betekende dat er geen premies geheven konden worden zonder dat daar een prestatie tegenover stond. Het Hof concludeerde dat er geen strijd was met het rechtszekerheidsbeginsel of met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.