Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/03/202705/HA ZA 15-103)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met 27 producties;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi op 8 juni 2017, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 29 mei 2017 door [appellant] toegezonden producties, die [appellant] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
in het eerder ingenomen afwijzende standpunt aangaande de aansprakelijkheid.” In de email staat verder: “
Dat het fietspad ten tijde van het (...) ongeval in matige staat verkeerde wordt dezerzijds niet ontkend echter de oneffenheden werden aangegeven door middel van waarschuwingsborden. (...) De matige staat van het fietspad is naar mijn mening geen gebrek in juridische zin. (...)”
“(...) De geringe lichtopbrengst van de bromfiets te samen met de gereden snelheid zijn als oorzaak van het ongeval aangeduid in de VOA. (...) Het is dan ook om de voornoemde redenen dat ik geen aansprakelijkheid in deze zal erkennen. (...)”.
De brommer met verlichting en de helm dienen door [appellant] ter beschikking te worden gesteld. De deskundige zal tijdens het onderzoek zoveel mogelijk moeten rijden als een normaal oplettende brommerrijder, waarbij de deskundige verschillende snelheden dient aan te houden (zie hierna onder iii), óók indien een bepaalde snelheid wat de deskundige betreft onder genoemde (weers)omstandigheden niet zou passen bij normaal oplettend rijgedrag, in welk geval de deskundige dat in zijn rapportage dient te vermelden.
De Provincie is daarvoor verantwoordelijk en tevens voor het zoveel mogelijk terugbrengen van de situatie ter plaatse in de staat zoals die was op 30 april 2011.
Een kleurenafdruk van deze situatieschets dient door [appellant] ter beschikking gesteld te worden aan de deskundige.