In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juni 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de premieplicht van een belanghebbende die tijdelijk in België werkte. De belanghebbende, die woonachtig was in Nederland en werkzaam voor een Nederlandse BV, had in oktober 2010 een detacheringsverklaring ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) voor tijdelijke werkzaamheden in België. De vraag was of deze verklaring nog steeds geldig was en of de belanghebbende premieplichtig was in Nederland. Het Hof oordeelde dat de detacheringsverklaring bindend was voor zowel de bevoegde organen als de rechterlijke instanties in België, zolang deze niet was ingetrokken. Het Hof concludeerde dat de SVB de detacheringsverklaring terecht had afgegeven en dat de belanghebbende premieplichtig was voor de premie volksverzekeringen in Nederland. Daarnaast werd het verzoek van de belanghebbende om een vergoeding voor immateriële schade afgewezen, omdat de redelijke termijn voor de uitspraak niet was overschreden. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die eerder het beroep van de belanghebbende ongegrond had verklaard.