4.3.Belanghebbende heeft ter onderbouwing van haar stelling dat onomstotelijk vaststaat dat over een reeks van jaren bezien een rendement van 4% voor een particuliere belegger niet haalbaar is, de volgende gegevens overgelegd:
- een door Ortec Finance Research Center (2013) op basis van CBS data opgesteld overzicht “prijsinflatie en spaarrendement”, waaruit volgt dat het spaarrendement in de periode 2003 tot en met 2012 tussen de 1,5 en 2 percent bedraagt,
- een door de VEB opgesteld overzicht van een onderzoek (“in een notendop”) naar rendementen voor drie, uit een mix van aandelen, obligaties en spaargeld bestaande, beleggingsprofielen (defensief, neutraal en offensief), in de periode 2001 tot en met 2014. Uit dit overzicht volgt dat in die periode het nominaal rendement bij deze profielen 2,37% (defensief beleggingsprofiel), 2,26% (neutraal beleggingsprofiel) en 2,14% (offensief beleggingsprofiel) bedraagt. Worden deze rendementen gecorrigeerd voor een inflatie van 1,9% en een vermogensrendementsheffing van 1,2% dan bedragen deze percentages achtereenvolgens – 0,8, – 0,9 en – 1,0,
- een krantenartikel van 29 april 2015 waarin staat vermeld dat de Nederlandse Staat obligaties met een looptijd van dertig jaar heeft uitgegeven en dat het rendement daarop 0,746% bedraagt,
- een door spaarrente.nl opgesteld overzicht van de op 5 november 2016 geldende spaarrentes, en
- een overzicht van de historische en gemiddelde inflatie in Nederland over de periode 2006 tot en met 2015.