3.1.De kantonrechter heeft de volgende feiten vastgesteld. Daar is, met uitzondering van grief 6 in principaal appel niet tegen gegriefd. Die feiten, met een aanpassing in verband met het gestelde in grief 6, waarin [appellant 1] betwist dat op iedere eerste zondag van de maand het overige loon werd uitbetaald, dienen ook het hof tot uitgangspunt. Het gaat daarbij om de volgende feiten.
3.1.1.[verweerder] is met ingang van 15 november 2011 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst van [appellant 1] in de functie van medewerker bediening. Een deel van het loon wordt uitbetaald conform de aan [verweerder] door [appellant 1] verstrekte loonspecificaties.
3.1.2.Op 31 december 2015 heeft [verweerder] aan een tafel met circa zestien gasten een opmerking gemaakt die tot een klacht van deze gasten geleid heeft. [verweerder] heeft vervolgens op verzoek/in opdracht van [appellant 1] die gasten niet meer bediend. De bediening van de betreffende gasten is overgenomen door een collega van [verweerder] .
3.1.3.Rond sluitingstijd op 31 december 2015 heeft een woordenwisseling plaatsgevonden tussen [verweerder] en (in ieder geval) [dochter van appellant 2 en appellante 3] , de dochter van de beide vennoten van [appellant 1] en leidinggevende van [verweerder] . De discussie ging over voornoemd voorval.
3.1.4.[verweerder] heeft direct daaropvolgend de werkplek verlaten en de sleutels van het restaurant aan [appellant 2] gegeven.
3.1.5.Om circa 23.37 uur op 31 december 2015 heeft [dochter van appellant 2 en appellante 3] een sms-bericht naar [verweerder] gezonden met de volgende inhoud:
“Jij moet je schamen! Die groep van 17 per. Is komen klagen bij mij om jouw gedrag. Ik heb je gewisseld met [collega van verweerder] . Maar het was al te laat. En ik hou me in tegen over jouw om jouw nieuw jaar niet te verpesten en wat doe jij. Ga je nog onze gasten debiel noemen. En nog schelden! Schaam je [roepnaam verweerder] . Dit soort gedrag van jouw Is vaker naar voren gekomen. En ik heb je vaak genoeg erop gewezen. Maar nu ben je te ver gegaan. Bij deze ben je ook op staande voet ontslagen wegens agressief gedrag. Ik kon me vanavond niet voorstellen dat het waar was wat ik van hun hoor. Maar nu na dit. Kan ik niet anders dan het te geloven.”
3.1.6.Bij sms-bericht van 1 januari 2016 heeft [verweerder] aan [appellant 1] medegedeeld dat hij het niet eens is met het ontslag en dat hij zich beschikbaar stelt voor zijn werkzaamheden. Bij brief van 11 januari 2016 heeft hij dit (via zijn gemachtigde) herhaald, voorts heeft hij gesteld dat het ontslag nietig/vernietigbaar is en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn loon.
3.1.8.Bij schriftelijk bericht van dhr en mw. [appellant 2 en appellante 3] aan [verweerder] (verzonden op 5 januari en ontvangen door [verweerder] op 6 januari 2016, zo is gebleken bij de mondelinge behandeling in hoger beroep) heeft [appellant 1] over de ontslagreden nog het volgende gesteld:
“(…) Toen je ook door [roepnaam dochter van appellanten] werd aangesproken op je gedrag ben je ook tegen haar tekeer gegaan en meteen daarop heb je [roepnaam dochter van appellanten] een duw gegeven, en heb je geprobeerd haar te slaan. Doordat de heer [appellant 2] er tussen sprong. Kon hij voorkomen dat zij door jou geslagen werd (…) Later die avond is je per sms een ontslag op staande voet toegedeeld (..)”
3.1.7.[appellant 1] heeft [verweerder] niet meer toegelaten tot zijn werkzaamheden. In de maand december heeft [appellant 1] € 1.230,00 aan [verweerder] betaald. Daarna heeft [verweerder] geen loon meer van [appellant 1] ontvangen.
3.2.1.In eerste aanleg verzoekt [verweerder] (voor zover in hoger beroep van belang):
[appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling € 650,00 nettoloon over de maand december 2015 en tot verstrekking van de loonspecificatie over die maand;
1. Primair:
a. voor recht te verklaren dat het op 31 december 2015 gegeven ontslag op staande voet nietig is, althans nietig verklaard wordt;
b. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van het loon van € 1.250,00 netto per maand, alsmede de vakantiebijslag en andere emolumenten vanaf 31 december 2015 tot aan de dag dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd;
c. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de maximale wettelijke verhoging over b.;
d. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over b. en c.;
Subsidiair:
a. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 3.750,00 netto;
b. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.250,00 netto;
c. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 1.66,57 netto;
d. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot verstrekking van een deugdelijke netto-brutospecificatie ten aanzien van de onderdelen a. t/m c. op straffe van verbeurte van een dwangsom;
e. [appellant 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de onderdelen a. t/m c.
3.2.2.[appellant 1] heeft gemotiveerd verweer gevoerd en tevens zelfstandig voorwaardelijk (voor zover nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen bestaat) verzocht om de arbeidsovereenkomst op de kortst mogelijke termijn te ontbinden.