Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Geldrop,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) Autocentrum exploiteert een bedrijf dat zich bezighoudt met de verkoop, aankoop en reparatie van automobielen vanuit vestigingen te Geldrop en Oss. Aandeelhouders van Autocentrum zijn de gebroeders [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (hierna in enkelvoud: [betrokkene]).
- ii) [eiser], geboren op [geboortedatum] 1960, is op 1 september 2003 krachtens een arbeidsovereenkomst bij Autocentrum in dienst getreden als autoverkoper. Vanaf 1 januari 2007 was [eiser] bij Autocentrum werkzaam als vestigingsmanager van de vestiging te Oss. Hij genoot in die functie laatstelijk een salaris van € 5.226,75 bruto per maand, exclusief 8% vakantiebijslag.
- iii) Tot 1 oktober 2008 reed [eiser] in een door Autocentrum ter beschikking gestelde auto en tankte hij met een tankpas van Autocentrum (hierna ook: de zakelijke tankpas), ongeacht of het ging om zakelijk of privégebruik van deze auto.
- iv) [eiser] is per 1 oktober 2008 in een eigen auto gaan rijden. Hij is toen blijven tanken met de zakelijke tankpas.
- v) [eiser] heeft in oktober of november 2008 voor zijn echtgenote een Renault Laguna (hierna: de Laguna) van Autocentrum gekocht.
- vi) In december 2008 heeft [betrokkene] bij [eiser] de bonnen van de tankbeurten met de zakelijke tankpas over de maand november 2008 opgevraagd. [eiser] heeft de bonnen verstrekt. Op 5 januari 2009 heeft tussen [eiser] en [betrokkene] een gesprek plaatsgevonden, waarin de tankbonnen aan de orde zijn gekomen. [eiser] heeft [betrokkene] die dag ervan op de hoogte gesteld dat twee tankbeurten de Laguna betroffen.
- vii) Na een gesprek tussen partijen op 6 januari 2009 heeft Autocentrum [eiser] bij brief van 7 januari 2009 onder meer het volgende geschreven:
- viii) De gemachtigde van [eiser] heeft bij brief van 12 januari 2009 de nietigheid van het ontslag ingeroepen en aanspraak gemaakt op loondoorbetaling.
- ix) Bij brief van 19 januari 2009 heeft de gemachtigde van Autocentrum de verwijten jegens [eiser] als volgt omschreven:
Van de tweede tankbeurt was op dat moment geen bon aanwezig. Om vast te kunnen stellen wat er feitelijk was gebeurd en wie daarvoor verantwoordelijk was, heeft cliënte de administratie aan een grondig onderzoek onderworpen.
zijde opgegeven reden(en) als juist erkent en als dringend aanvaardt (vgl. HR 23 april 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0939, NJ 1993/504; HR 26 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2052, NJ 1996/609; HR 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3126, NJ 2014/498). De werkgever die een werknemer aldus heeft ontslagen, dient in geval van betwisting van de dringende reden door de werknemer, te stellen en zo nodig te bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde ontslaggrond zich heeft voorgedaan en is aan te merken als dringende reden (vgl. HR 26 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9664; HR 24 april 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH0387; HR 7 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3126, NJ 2014/498).
4.Beslissing
19 februari 2016.