Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[Transporten B.V.] ,
[GmbH],
[Silo-Tank] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer 2674677/417 / 14-249)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- het exploot van anticipatie van FNV;
- de memorie van grieven van [Transporten B.V.] ;
- de memorie van grieven van GmbH en Silo-Tank;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep;
- de akte in het principale hoger beroep, tevens memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van [Transporten B.V. c.s.] met producties;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
3.De beoordeling
vanuiteen lidstaat worden verricht, ook al vindt het transport zelf maar voor een gering deel op het Nederlands grondgebied plaats.
gewoonlijkhun werk verrichten, waarmee niet voldaan is aan het tijdelijkheidsvereiste en de Detacheringsrichtlijn dus niet van toepassing is, en dat in andere gevallen Nederland het land van waaruit
tijdelijkgewerkt wordt, waarmee wel voldaan wordt aan het tijdelijkheidsvereiste en de Detacheringsrichtlijn wel van toepassing is. In geval de Detacheringsrichtlijn niet van toepassing is, moet worden gekeken naar het bepaalde in artikel 8 Rome I/artikel 6 EVO om vast te stellen wat het toepasselijke recht is. Als komt vast te staan dat Nederland het gewoonlijk werkland van de desbetreffende chauffeur is, is op grond van die bepalingen Nederlands recht van toepassing, aldus de kantonrechter.
Ingevolge de EEX-Vo (in het bijzonder artikel 22) bestaat er geen noodzaak ambtshalve tot een ander oordeel te komen aangaande de bevoegdheid van de Nederlandse rechter, zodat deze bevoegdheid als uitgangspunt zal dienen.
in het geografische toepassingsgebied van de overeenkomst. Enerzijds is immers de wettelijke regeling die haar deze werking verleent, slechts van toepassing op overheidsopdrachten met uitsluiting van particuliere opdrachten, en anderzijds is deze collectieve arbeidsovereenkomst niet algemeen verbindend verklaard.
. Deze richtlijn strekt namelijk met name tot verwezenlijking van de vrijheid van dienstverrichting, die een van de door het Verdrag gegarandeerde fundamentele vrijheden is.
vormen.”.
De wijze waarop in Nederland de algemeen verbindende verklaarde cao Beroepsgoederenvervoer en de cao GN, waarvan de deelnemers daaraan dispensatie hebben verkregen, in de relevante periode als het ware in elkaar klikken betekent dat in de bedrijfstak beroepsgoederenvervoer in Nederland één ‘level playing field’ is gecreëerd waarbij dezelfde dan wel nagenoeg dezelfde regels voortvloeiend uit de respectieve cao’s moeten worden nageleefd. Op die wijze wordt voldaan aan artikel 3 lid 8 eerste zin Detacheringsrichtlijn, zoals de bedoeling van die bepaling moet worden begrepen. In ieder geval is daarenboven sprake van dezelfde algemene rechtsgevolgen voor alle gelijksoortige ondernemingen in het betrokken geografische gebied (artikel 3 lid 8 twee alinea Detacheringsrichtlijn) en in de betrokken beroepsgroep ten gevolge van de samenhang tussen de genoemde cao’s, omdat er geen ruimte is voor de betreffende ondernemingen zich aan de werking van (één van) de cao’s te onttrekken. Aldus is een gelijke behandeling van alle ondernemingen, zowel die uit de EU-lidstaat Nederland als die uit andere EU-lidstaten (in dit geval Duitsland en Hongarije) die in Nederland hun diensten willen aanbieden in de betreffende branche als bedoeld in artikel 1 lid 1 Detacheringsrichtlijn gegarandeerd.
overeenkomsten of uitspraken die moeten worden nageleefd door alle ondernemingen die tot de betrokken beroepsgroep of bedrijfstak behoren en onder het territoriale toepassingsgebied van die overeenkomsten of uitspraken vallen” als bedoeld in artikel 3 lid 8 van de Detacheringsrichtlijn. Voorts geldt dat ten aanzien van de uit de toepasselijke cao voortvloeiende verplichtingen dat richting GmbH en Silo-Tank voldaan is aan de transparantievoorwaarden, nu bedoelde verplichtingen voor GmbH en Silo-Tank in de omstandigheden van het onderhavige geval toegankelijk en duidelijk zijn (vergelijk HvJ EU 12 februari 2015, C-396/13 inzake Sähköalojen ammattiliitto ry tegen Elektrobudowa Spółka Akcyjna, r.o.40, ECLI:EU:C:2015:86). Dit nu zowel de bestuurder van GmbH en Silo alsook andere medewerkers (mw. Eder) met de betreffende cao’s bekend geacht dienen te worden, nu zij immers tevens actief zijn in Nederland binnen de relevante sector.
Art. 44 van de cao GN bepaalt dat de verplichting van [Transporten B.V.] om de basisarbeidsvoorwaarden van de cao door te contracteren geldt voor overeenkomsten van onderaanneming, die
in of vanuit de in Nederland gevestigde onderneming van [Transporten B.V.] worden uitgevoerd(cursivering hof) met zelfstandige ondernemers, wanneer dat uit de Detacheringsrichtlijn voortvloeit.
In laatstgenoemde gevallen is dan van versterking van de positie van de ingezette werknemers geen sprake maar veeleer van een eenzijdige extra verplichting richting de buitenlandse charteruitvoerders. Dat acht het hof niet aannemelijk en evenmin te rijmen met het vrij verkeer van diensten (artikel 56 VWEU) dat ook ten grondslag ligt aan de Detacheringsrichtlijn (zie de considerans daarvan, onderdelen 1 en 2) en de hiervoor geciteerde overwegingen van het HvJ in het Rüffert-arrest. De door het hof juist geachte uitleg leidt niet tot dit soort afwijkende situaties doch leidt tot een overzichtelijk eenduidig systeem waarbij beslissend is voor het aannemen van een doorcontracteerverplichting als voortvloeiend uit de cao of de Detacheringsrichtlijn in het specifieke geval geldt of niet.
op of vanaf het grondgebied van een lidstaat”- zoals door FNV bepleit -, waarbij vervolgens (klaarblijkelijk) niet relevant is in welke lidstaat of lidstaten de betrokken chauffeur in het kader van de charter successievelijk zijn werkzaamheden daadwerkelijk verricht.
“Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „ter beschikking gestelde werknemer” verstaan, iedere werknemer diegedurende een bepaalde periode werkt op het grondgebied[vet hof ’s-Hertogenbosch]
van een lidstaat die niet de staat is waar die werknemer gewoonlijk werkt”.
26. Het is algemeen bekend dat de arresten van het Hof in de zaken Laval un Partneri[hof ‘s-Hertogenbosch
:C-341/05, EU:C:2007:809 (hierna: „Laval”]
), Rüffert[hof ‘s-Hertogenbosch: Rüffert, C-346/06, EU:C:2008:189]
en Commissie/Luxemburg[hof ‘s-Hertogenbosch: Commissie/Luxemburg, C-319/06, EU:C:2008:350]
aanleiding hebben gevormd voor heftige debatten in de rechtsleer over met name de gevolgen die de vrijheid van dienstverrichting in grensoverschrijdende gevallen heeft voor de rechten van werknemers (en de rechten van vakbonden om die rechten te beschermen). Als vervolg op de genoemde reeks van zaken toont de onderhavige zaak opnieuw aan dat de grensoverschrijdende verrichting van diensten een netelige kwestie blijft. Zo doen zich een aantal moeilijkheden voor die met name verband houden met de positie van ter beschikking gestelde werknemersdie arbeid verrichten in een andere lidstaat[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
dan waar zij in dienst zijn genomen.
“28.
te beschermen. Het feit dat de arbeidskosten van de verschillende lidstaten onderling niet zijn afgestemd vormt ongetwijfeld een stimulans voor de invoering van regels met betrekking tot de detachering van werknemers uit de ene lidstaat naar de andere.29.
en Vander Elst[hof ‘s-Hertogenbosch: C-43/93, EU:C:1994:310]
de lidstaat van ontvangst een ruime marge liet om zijn arbeidsrecht toe te passen op gedetacheerde werknemers, zolang de relevante Verdragsbepalingen inzake de vrijheid van dienstverrichting in acht werden genomen. Tot op zekere hoogte gaf dit de ontvangende lidstaten een blanco volmacht om hun nationale arbeidsrechtelijke wetgeving integraal op gedetacheerde werknemers toe te passen. Volgens deze gedachtegang stond het buitenlandse ondernemingen vrij om hun diensten te verrichten in delidstaat van ontvangst[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
, mits zij zich aanpasten aan de arbeidswetgeving van de ontvangende staat (…).
, tenzij het recht van de staat van herkomst gunstiger is voor de werknemer.
naar de vrijheid van dienstverrichting “.
].
het doel op zich van de dienstverrichting door de dienstverlenende onderneming vormt. (…)
hij noodzakelijk acht – hetgeen in het hoofdgeding het geval lijkt te zijn blijkens de opmerkingen die verweerders in het hoofdgeding ter terechtzitting hebben gemaakt – erop dat de verplaatsing van werknemersnaar de lidstaat van ontvangst[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
niet het doel van de aan de orde zijnde dienst is, maar ondergeschikt is ten opzichte van het verrichten van de in de overeenkomst vastgelegde dienst en dat daarmee sprake is van terbeschikkingstelling van werknemers in de zin van artikel 1, lid 3, onder a), van richtlijn 96/71.”
lagere lonen (…) en andere arbeidsvoorwaarden (…) dan die welke gebruikelijk zijn in de plaats waar het werk tijdelijk wordt uitgevoerd”, en er wordt onder 14 (p.11) in het kader van niet tijdelijkheid van dienstverlening gerept van ‘
werkzaamheden die geheel of voornamelijk op het grondgebied van deze lidstaat zijn gericht”.In onderdeel 19 (p. 13) wordt ook meermalen gerept van “
het gastland” en in onderdeel 24 (p. 15) “
van dwingende bepalingen” die “
nageleefd moeten worden door een onderneming die werknemers detacheert om in dat land tijdelijk werk te verrichten” .
De combinatie en onderlinge samenhang van artikel 1 en 2 maken het onnodig eenlijst met uitzonderingen[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
op te stellen, zoals handelsreizigers, leden van het reizend personeel van een onderneming dieinternationale transportdiensten vanpersonen ofgoederen verzorgt(..)over de weg[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
(...)”.Kortom de Detacheringsrichtlijn ziet bewust niet op de charters als in deze zaak aan de orde, doch slechts op nationaal dat wil zeggen op het grondgebied van een andere lidstaat of in elk geval overwegend op het gebied van die andere lidstaat uitgevoerde charters.
De vrijheid van dienstverrichting geeft ondernemingen onder meer het recht om in een andere lidstaat diensten te verrichten en daarheen tijdelijk eigen werknemers te detacheren voorhet aldaar verrichten[vet, hof ’s-Hertogenbosch]
van die diensten.”, vervolgens als terug te vinden in artikel 1 lid 1 van bedoelde richtlijn (“
waarde diensten worden verricht”).