3.1In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.1 – 1.10. Deze komen, samengevat, op het volgende neer.
( i) [verweerder 1] heeft (aan een andere aannemer dan [verzoekster] ) opdracht gegeven voor de bouw van een woning te [plaats] , die aan drie zijden in de Loosdrechtse Plas staat en aan een zijde aan de landzijde grenst. Hij heeft bij de bouw onder meer ingeschakeld [betrokkene 1] , van [A] , als project manager (hierna: [betrokkene 1] ), [betrokkene 2] van [B] , als architect (hierna: [betrokkene 2] ) en [betrokkene 3] , van [C] , als constructeur (hierna: [betrokkene 3] ).
(ii) Voor een onder de woning aan te brengen kelder is op advies van [betrokkene 2] een lokale aannemer benaderd. [verzoekster] heeft hiertoe op 29 januari 2007 een prijsopgave gedaan, die door [verweerder 1] is aanvaard. De kelder zou worden gebouwd met behulp van prefab betonwanden, gefabriceerd door VNL. Het ontwerp van de prefab wanden was afkomstig van WSM Engineering (hierna: WSM).
(iii) De tekening van WSM voor de betonwanden bestaat in een voorlopige en een definitieve versie. In beide versies bevat de tekening de opmerking dat de wapening voor WSM slechts een aanname is en gecontroleerd dient te worden door de constructeur en dat de buitenzijde van de wand waterdicht dient te worden afgewerkt.
(iv) Het verslag van de bouwvergadering van 4 oktober 2007, waar [betrokkene 1] , [betrokkene 2] en [verzoekster] (directeur van [verzoekster] ) aanwezig waren, houdt onder meer in:
“
7. Tekeningen
01. Alle tekeningen via [ [betrokkene 2] ] en/of te bespreken in bouwvergadering
02. VNL kelderwanden d.d. 27-09-’07 besproken. Maatvoeringen aan te passen (…)
(2+5cm hoger. Wapening te controleren door constructeur (…)”
( v) Het verslag van de bouwvergadering van 1 november 2007, waar dezelfde personen aanwezig waren, houdt onder meer in:
“
7. Tekeningen
01. Alle tekeningen via [ [betrokkene 2] ] en/of te bespreken in bouwvergadering
02. VNL kelderwanden d.d. 18-10-’07 definitief. (…)”
(vi) Na voltooiing van de kelder is in januari 2010 lekkage opgetreden. Na onderzoek is als de oorzaak van de lekkage aangewezen scheurvorming bij een kabeldoorvoer in een van de kelderwanden.
(vii) Eind 2010 en begin 2011 zijn opnieuw lekkages in de kelder gesignaleerd.
(viii) Blijkens een in zoverre onbestreden rapport van [betrokkene 4] van [D] (hierna: het rapport [betrokkene 4] ) is de oorzaak van de lekkage erin gelegen dat in de wanden krimpscheuren voorkomen van een wijdte (0,3 tot 0,5 mm) die te groot is om op ‘selfhealing’ te mogen rekenen. Lekkage was voorkomen als ofwel de hoeveelheid wapening in de wanden ongeveer tweemaal zo groot was geweest als op de tekening van VNL was vermeld en ook feitelijk is aangebracht, ofwel de kelder voorzien was van een zwaardere coating die krimpscheuren van 0,3 tot 0,5 mm zou kunnen overbruggen.
3.2.1Voor zover in cassatie van belang, vordert [verweerder 1] in dit geding een verklaring voor recht dat [verzoekster] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de tussen hen gesloten aannemingsovereenkomst, veroordeling van [verzoekster] tot vergoeding van de schade van [verweerder 1] , op te maken bij staat, alsmede betaling van een voorschot op de schadevergoeding. [verweerder 1] legt daaraan ten grondslag dat op [verzoekster] de verbintenis rustte een waterdichte kelder te realiseren, en dat zij in de nakoming van die verbintenis is tekortgeschoten.
In reconventie vordert [verzoekster] onder meer veroordeling van [verweerder 1] tot betaling van een bedrag van € 37.225,56 op de grond dat de eindfactuur van [verzoekster] tot genoemd bedrag onbetaald is gelaten.
3.2.2De rechtbank heeft in conventie [verzoekster] toegelaten haar stelling te bewijzen dat [betrokkene 1] of [betrokkene 2] vóór de bouwvergadering van 1 november 2007 telefonisch aan [verzoekster] heeft medegedeeld dat de tekeningen waren goedgekeurd. In reconventie heeft de rechtbank overwogen dat de geldvordering van [verzoekster] in beginsel toewijsbaar is, omdat het beroep van [verweerder 1] op opschorting of verrekening niet opgaat. De rechtbank heeft toestemming gegeven voor tussentijds hoger beroep tegen het tussenvonnis.
3.2.3Het hof heeft, op het hoger beroep van [verzoekster] en het incidentele beroep van [verweerder 1] , het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en de zaak teruggewezen naar de rechtbank. Daartoe overwoog het hof, na te hebben vastgesteld dat tussen partijen vast staat dat de constructeur de wapening van de kelderbak niet heeft gecontroleerd (rov. 3.8.1), onder meer als volgt:
“3.8.2 [verzoekster] heeft blijkens het proces-verbaal tijdens de comparitie in eerste aanleg verklaard dat hij voorafgaand aan de bouwvergadering van 1 november 2007 telefonisch van [betrokkene 1] of [betrokkene 2] had vernomen dat de tekeningen van VNL waren goedgekeurd, hetgeen [verweerder 1] betwist. Aangezien deze goedkeuring dus wordt betwist en daarvan ook niet [cursivering hof] blijkt uit de door [verweerder 1] bij memorie van antwoord overgelegde verklaringen van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (op wier goedkeuring [verzoekster] zich beroept), de constructeur de wapening niet heeft gecontroleerd en de door VNL geleverde kelderwanden al op 18 oktober 2007 gereed waren, kan niet als vaststaand worden aangenomen dat deze goedkeuring door of namens [verweerder 1] is gegeven en kan niet worden uitgesloten dat [verzoekster] zelf ervoor heeft zorg gedragen dat de tekeningen van VNL het stempel “definitief” hebben gekregen en als zodanig in de bouwvergadering heeft ingebracht. Daarover zal een getuigenverhoor opheldering kunnen verschaffen.
3.8.3Aangezien [verzoekster] zich beroept op het bestaan (en de mededeling) van goedkeuring van de tekening en hij, [verzoekster] , het contact met VNL/WSM onderhield voor de tekening en de levering van de prefab wanden, rust de bewijslast van die goedkeuring op [verzoekster] . Derhalve heeft de rechtbank [verzoekster] terecht belast met het door hem aangeboden bewijs van zijn stelling dat [betrokkene 1] of [betrokkene 2] hem voor de bouwvergadering van 1 november 2007 telefonisch heeft meegedeeld dat de tekeningen voor de kelder waren goedgekeurd. De grief van [verzoekster] faalt daarom. Voor zover de incidentele grieven A tot en met F van [verweerder 1] ertoe strekken dat zijn vorderingen zonder nadere bewijslevering kunnen worden toegewezen, slagen zij dus niet.”
Voorts heeft het hof de incidentele grieven G en H van [verweerder 1] , die gericht waren tegen de verwerping van zijn beroep in reconventie op opschorting en verrekening, ongegrond geoordeeld.
Met betrekking tot de opschorting overwoog het hof in rov. 3.9.1 dat de geldvordering van [verzoekster] betrekking heeft op de bouw van steigers rond de woning en op andere werkzaamheden ziet dan de bouw van de kelder; voorts dat [verzoekster] betwist heeft dat de bouw van de steigers is opgedragen als meerwerk bij de aanleg van de kelder en dat [verweerder 1] ook anderszins niet heeft toegelicht waaruit de samenhang bestaat tussen de geldvordering van [verzoekster] en de vordering van [verweerder 1] naar aanleiding van de kelderbouw. Het beroep op opschorting kan daarom niet slagen.
In rov. 3.9.2 verwierp het hof het beroep van [verweerder 1] op verrekening, op de grond dat zijn vordering niet op eenvoudige wijze is vast te stellen aangezien pas na bewijslevering zal komen vast te staan of en in welke mate [verzoekster] jegens [verweerder 1] aansprakelijk is en welke schade zij vervolgens dient te vergoeden.
3.2.4Het hof heeft toestemming gegeven voor tussentijds cassatieberoep tegen zijn arrest.