Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaarthoger beroep ongegrond, en
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vraag of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van belasting op personenauto’s en motorrijwielen (BPM) van € 14.506 in verband met de uitvoer van een auto naar Duitsland. De belanghebbende, een B.V., had eerder een verzoek tot teruggaaf ingediend, dat door de Inspecteur was afgewezen. De zaak draait om de toepassing van de BPM-verhuisboedelvrijstelling, die op 31 maart 2009 was verleend aan de toenmalige eigenaar van de auto, die in verband met zijn verhuizing van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland de vrijstelling had aangevraagd. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur op basis van de verstrekte informatie mocht vertrouwen op de juistheid van de aanvraag en dat er geen reden was om aan te nemen dat de vrijstelling ten onrechte was verleend. Het Hof concludeert dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van BPM, omdat niet is komen vast te staan dat de Inspecteur de vrijstelling BPM bij verhuizing ten onrechte heeft verleend. De uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant wordt bevestigd.