3.1.Voor de feiten in deze procedure verwijst het hof naar overweging 3.2. van het vonnis waarvan beroep en naar overweging 3.1 van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 12 juli 2013 (zaak-/ rolnummer C/02/264541/KG ZA 13-03) gewezen tussen de Staat als eiser en [appellant] en zijn echtgenote [echtgenote] als gedaagden. De in deze vonnissen vastgestelde feiten dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd. Het hof zal deze feiten hierna deels weergeven en de feiten voorts aanvullen.
( i) Op 27 oktober 2000 hebben de Belgische fiscale autoriteiten het Nederlandse Ministerie van Financiën op de voet van artikel 4 van Bijstandsrichtlijn 77/799/EEG fotokopieën verstrekt van afdrukken van microfiches afkomstig uit de interne administratie van de Kredietbank te Luxemburg (hierna: KB Lux). De fiches vermelden saldi van bankrekeningen van Nederlandse ingezetenen bij KB Lux op 31 januari 1994.
(ii) Op basis van onderzoek door de Belastingdienst naar de op de fiches vermelde namen en saldi (het ‘rekeningenproject’) is [appellant] geïdentificeerd als rekeninghouder van een of meer rekeningen bij KB Lux. Volgens de microfiche bedroeg het saldo van de op naam van “ [echtgenote] ou m. [echtgenote] ” geadministreerde rekening met nummer [rekeningnummer] op 31 januari 1994 f 27.324,87.
(iii) Bij voormeld vonnis van de voorzieningenrechter van 12 juli 2013 is [appellant] bevolen:
(A) binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis op het formulier “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” te verklaren welke buitenlandse bankrekening(en) gedaagden na 31 januari 1994 bij KB Lux - en bij eventuele andere buitenlandse banken - hebben aangehouden dan wel nog aanhouden;
(B) binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis opgaaf te doen van de onder (A) bedoelde buitenlandse rekening(en) van gedaagden door middel van het beantwoorden van de vragen op het formulier “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)” en het verstrekken van de op laatstgenoemd formulier vermelde bescheiden, waaronder kopieën van alle afschriften van de betreffende buitenlandse bankrekening(en) over de periode 1994-heden, daaronder begrepen, indien van toepassing, bewijs van de opheffing van de bankrekening(en), alsmede schriftelijk bewijs van de bestemming van het saldo dan wel de saldi na opheffing;
(C) een mondelinge toelichting te geven op de onder (A) en (B) omschreven gegevens, inlichtingen en /of verklaringen binnen een door de inspecteur nader te bepalen termijn;
Een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,- per dag of gedeelte van een dag dat [appellant] in gebreke blijft aan dit bevel gevolg te geven, en tot een maximum van € 100.000,-.
[appellant] heeft tegen dit vonnis geen hoger beroep ingesteld.
(iv) Bij deurwaardersexploit van 22 augustus 2013 heeft de Staat voormeld vonnis aan [appellant] doen betekenen met bevel aan de inhoud van het vonnis te voldoen.
( v) [appellant] heeft na het vonnis van de voorzieningenrechter van 12 juli 2013 aan KB Lux herhaalde malen verzocht om informatie omtrent zijn destijds bij KB Lux aangehouden rekening met nummer [rekeningnummer] . Uit de correspondentiewisseling tussen [appellant] en KB Lux in de periode van 13 juli 2013 tot en met 5 mei 2014 (prod. inleidende dagvaarding) blijkt hiervan als volgt:
Bij brief van 13 juli 2013 heeft [appellant] aan KB Lux als volgt verzocht om informatie:
“Gaarne ontving ik in dit verband van U de verzekering, dat U in de afgelopen tien jaar geen enkele rekening hebt aangetroffen op naam van ondergetekende. Wel zou U de gegevens van de opening en sluiting van rekeninghouders nog steeds beschikbaar hebben. Zijn deze gegevens voorzien van details en zo ja welke details.”
Bij brief van 23 juli 2013 heeft KB Lux als volgt gereageerd:
“Op uw verzoek bevestigen wij dat uw rekening Nr. [rekeningnummer] in onze boeken werd gesloten op 9 oktober 1997.
Wij wijzen u erop dat de wettelijke archiveringstermijn 10 jaar bedraagt. Na afloop van deze termijn is de Bank gerechtigd over te gaan tot de vernietiging van de documenten en stukken overeenkomstig ons Algemeen Reglement der Verrichtingen.
Om deze reden beschikt KBL aldus over geen enkele bijkomende informatie inzake deze rekening.”
Bij e-mailbericht van 4 oktober 2013 heeft [appellant] aan KB Lux het volgende verzoek gedaan:
“Tijdens mijn bezoek[22 juli 2013]
heeft U mij nadrukkelijk medegedeeld dat U niet meer over gegevens beschikt van de in 1997 gesloten rekening. Dit heeft u nogmaals bevestigd met uw brief van 23 juli 2013. (..)
Thans echter wordt door de belastingdienst Nederland gesteld dat U nog wel over gegevens beschikt en dat tegen betaling deze gegevens alsnog kunnen worden verstrekt.
Kunt u mij nogmaals bevestigen schriftelijk of per e-mail dat U niet meer over gegevens beschikt van een rekening die meer dan 10 jaar geleden werd gesloten en dat de gestelde bewerking van de belastingdienst door U niet kan worden onderschreven.”
Bij e-mailbericht van 7 oktober 2013 heeft KB Lux als volgt gereageerd:
“Wij bevestigen U hierbij nogmaals dat de bank, in overeenstemming met het Algemeen Reglement der Verrichtingen over het recht beschikt om de gearchiveerde documenten en bewijsstukken te vernietigen die de wettelijke bewaartermijn van 10 jaar overschrijden.
Om deze reden voert de bank geen opzoekingen uit voor verrichtingen die deze periode voorafgaan en dienen wij U tot onze spijt te moeten mededelen dat wij geen gunstig gevolg kunnen geven aan Uw verzoek.”
- Bij brief van 3 februari 2014 heeft [appellant] onder verwijzing naar zijn bezoek aan KB Lux op 16 januari 2014 wederom verzocht om een bevestiging dat KB Lux niet meer beschikt over informatie.
- Bij brief van 5 mei 2014 heeft KB Lux als volgt gereageerd.
“Wij refereren aan uw verzoek van 3 februari 2014 en delen u mede dat rekening nr. [rekeningnummer] per 09/10/1997 definitief is gesloten in onze boeken.
Wij herinneren u eraan dat, overeenkomstig de Luxemburgse wettelijke bepalingen inzake de archivering van documenten, het cliëntendossier alsmede de financiële gegevens van een rekening (de “Gegevens”) slechts bewaard dienen te worden voor een minimale duur van tien jaar met ingang van respectievelijk de sluiting van de genoemde rekening.
Hier vloeit voort dat, behoudens een speciale beslissing of fout, het informaticasysteem van KBL regelmatig overgaat tot de vernietiging van de Gegevens, waarbij inbegrepen de identiteit van de rekeninghouder. Gezien de sluitingsdatum zou dit het geval moeten zijn voor de bovengenoemde Rekening.
Wij kunnen echter overgaan tot een volledig onderzoek in onze systemen teneinde te controleren of de informatie met betrekking tot de rekening nog niet geheel of gedeeltelijk toegankelijk is, met name om een of meerdere van de bovengenoemde redenen.
Een dergelijk onderzoek brengt echter, ongeacht de uitslag van het onderzoek, kosten met zich mee, waarvan het bedrag als volgt is samengesteld : Eur 75, (..)
(..) Wij zullen tot het onderzoek overgaan zodra wij deze[ondertekende]
brief en de betaling in onze boeken hebben ontvangen.”
[appellant] heeft (blijkens een door hem op het pleidooi getoonde kwitantie) het bedrag van € 75,- op 10 februari 2015 contant aan KB Lux betaald.
(vi) [appellant] heeft ter uitvoering van het bevel van de voorzieningenrechter in het vonnis van 12 juli 2013 aan de Belastingdienst informatie verschaft over zijn buitenlandse rekeningen:
Bij brief van 26 augustus 2013 (prod. inleidende dagvaarding) heeft [appellant] in het kader van onderdelen (A) en (B) van het vonnis aan de Belastingdienst gezonden:
- de “Verklaring in het buitenland aangehouden bankrekening(en)”, waarin [appellant] heeft verklaard dat hij in 1992 een rekening bij KB-Lux heeft geopend met rekeningnummer [rekeningnummer] ;
- de “Opgaaf in het buitenland aangehouden bankrekening(en)”, waarin [appellant] heeft aangegeven dat begin 1993 een bedrag van f 15.000,- en begin 1994 een bedrag van f 11.000,- contant is gestort op voormelde rekening bij KB Lux, dat éénmalig een bedrag van circa f 30.000,- in contanten is opgenomen en dat dit bedrag consumptief is besteed.
Op 9 oktober 2013 heeft tussen [appellant] en de Belastingdienst een eerste gesprek plaatsgevonden in het kader van onderdeel (C) van het vonnis. Op 24 maart 2015 heeft tussen [appellant] en de Belastingdienst een tweede gesprek plaatsgevonden omdat de Belastingdienst de informatieverstrekking door [appellant] niet afdoende achtte. [appellant] heeft voorafgaande aan dit gesprek aan de Belastingdienst de hiervoor onder (v) vermelde correspondentie en de kwitantie van het door [appellant] aan KB Lux betaalde bedrag van € 75,- verstrekt.
(vii) Bij e-mailbericht van 27 maart 2015 heeft de Belastingdienst aan [appellant] een zogenoemde ‘bloemlezing’ (prod. inleidende dagvaarding) toegezonden op basis waarvan de Belastingdienst zich op het standpunt stelt dat [appellant] meer stukken van KB Lux zou kunnen verkrijgen dan hij tot dan toe aan de Belastingdienst heeft verstrekt.
(viii) De (gevolmachtigde) advoca(a)t(e)(n) van [appellant] (hierna: de gemachtigde van [appellant] ) heeft/hebben hierop aan KB Lux opheldering gevraagd over de bloemlezing en KB Lux wederom verzocht om informatie omtrent de door [appellant] bij KB Lux aangehouden rekening met nummer [rekeningnummer] . Uit de correspondentiewisseling tussen de gemachtigde van [appellant] en KB Lux in de periode van 27 maart 2015 tot en met 13 augustus 2015 (prod. inleidende dagvaarding) blijkt hiervan als volgt:
- Bij brief van 27 maart 2015 heeft de gemachtigde van [appellant] aan KB Lux opheldering gevraagd over de bij die brief meegezonden bloemlezing van de Belastingdienst.
- Bij brief van 26 mei 2015 heeft KB Lux aan de gemachtigde van [appellant] geschreven dat zij aan dit verzoek geen gevolg kan geven.
- Bij brief van 6 juli 2015 heeft de gemachtigde van [appellant] aan KB Lux verzocht om nadere informatie inzake rekeningnummer [rekeningnummer] .
- Bij brief van 13 augustus 2015 aan de gemachtigde van [appellant] heeft KB Lux als volgt gereageerd:
“Wij refereren aan uw verzoek van 6 juli 2015 om de bank ieder relevant onderzoek te laten doen met betrekking tot de rekening met nr. [rekeningnummer] (de “Rekening”).
De Luxemburgse wettelijke bepalingen inzake de archivering van documenten vereisen dat het cliëntendossier alsmede de financiële gegevens van een rekening (de “Gegevens”) bewaard worden voor een minimale duur van tien jaar met ingang van respectievelijk (i) de sluiting van de genoemde rekening of (ii) de datum van uitvoering van de betreffende financiële transactie.
Hier vloeit uit voort dat, behoudens een speciale beslissing of fout, het informaticasysteem van KBL regelmatig overgaat tot de vernietiging van Gegevens.
Wij kunnen u bevestigen dat grondig onderzoek in onze systemen heeft aangetoond dat dit het geval was bij bovengenoemde Rekening en dat alle Gegevens zijn vernietigd, inclusief de identiteit van de titularis van deze Rekening.
Wij kunnen u slechts bevestigen dat de Rekening op 9 oktober 1997 is opgeheven.”
(ix) Bij brief van 9 september 2015 (prod. inleidende dagvaarding) heeft de gemachtigde van [appellant] aan de Belastingdienst een kopie (van de index) van de tussen de gemachtigde van [appellant] en KB Lux gewisselde correspondentie in de periode van 27 maart 2015 tot en met 13 augustus 2015 gezonden.
( x) Bij deurwaardersexploit van 13 november 2015 (prod. 14 conclusie van antwoord) heeft de Staat aan [appellant] bevel gedaan tot betaling van € 100.000,- ter zake van verbeurde dwangsommen. [appellant] heeft niet aan dit bevel gedaan waarna de Staat op 21 december 2015 executoriaal beslag heeft doen leggen op de woning van [appellant] te [woonplaats] (prod. 15 conclusie van antwoord).
3.2.1[appellant] heeft hierop de Staat bij inleidende dagvaarding van 11 februari 2016 in de onderhavige procedure betrokken en primair gevorderd de gelegde beslagen op te heffen en de Staat te verbieden om tot (verdere) executie van de bij vonnis van 12 juli 2013 opgelegde dwangsom over te gaan en subsidiair tevens de bij vonnis van 12 juli 2013 opgelegde dwangsom op te heffen dan wel te verminderen tot nihil, althans tot een in goede justitie vast te stellen bedrag.
3.2.2De Staat heeft in conventie verweer gevoerd en in reconventie gevorderd [appellant] te bevelen tot het verstrekken van de in rov. 3.1 sub iii onder (A), (B) en (C) vermelde informatie op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- per dag of gedeelte van een dag dat [appellant] daarmee in gebreke blijft.
3.2.3De voorzieningenrechter heeft in het vonnis waarvan beroep de vorderingen in conventie afgewezen en in reconventie het bevel tot informatieverstrekking en de gevorderde dwangsom geheel toegewezen, tot een maximum van € 250.000,- is bereikt.