Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Belanghebbende heeft erkend dat het bedrag aan accessoires in de door haar overgelegde koerslijst XRAY zodanig is aangepast dat een historische nieuwprijs van € 81.580 zou worden bereikt, uitgaande van een consumentenprijs exclusief accessoires van € 69.300. Het Hof begrijpt dit zo, dat het aldus vermelde bedrag aan accessoires niet op de werkelijkheid berust. Het Hof is dan ook van oordeel dat in de door belanghebbende aangedragen koerslijst XRAY gegevens van een auto zijn ingevuld, die niet overeenstemmen met de werkelijkheid. Daarmee is de door XRAY vastgestelde handelswaarde niet controleerbaar, mede nu het tempo van afschrijving van ‘de basisauto’ en de accessoires in de tijd niet gelijk zal zijn. Het Hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de handelswaarde van de auto op het tijdstip van registratie lager is dan de door de Inspecteur verdedigde waarde na correctie van één maand extra afschrijving. De vraag of artikel 10, zevende lid, Wet BPM belet om in bezwaar een andere koerslijst in te brengen, behoeft alsdan geen behandeling.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Inspecteur;
- vermindert de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 756;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende rente vergoedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 28c van de Invorderingswet 1990 over het gedeelte van de teruggaaf ter grootte van € 133, te berekenen over het tijdvak dat aanvangt op de dag na die van de betaling en eindigt op de dag voorafgaand aan die van de terugbetaling;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 815 vergoedt;
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het bezwaar aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 492, en
- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op, in totaal, € 1.984.