In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 september 2016 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de WOZ-waarde van een onroerende zaak, gelegen aan [a-straat] 13 te [C]. De belanghebbende, een B.V., had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente Venlo vastgestelde WOZ-waarde van € 1.420.000 voor het belastingjaar 2013. De rechtbank Limburg had in een eerdere uitspraak de waarde verlaagd naar € 847.000, maar de belanghebbende ging in hoger beroep. Het Hof oordeelde dat de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum van 1 januari 2012 moest worden vastgesteld, rekening houdend met de sloop- en saneringskosten die de verkoper had moeten maken. De belanghebbende had de onroerende zaak op 29 april 2013 verkocht voor € 847.000, maar de kosten van sloop en sanering bedroegen € 435.000. Het Hof concludeerde dat de waarde in het economische verkeer van het object bij de verkoop € 412.000 bedroeg, na aftrek van de sloop- en saneringskosten. Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en stelde de WOZ-waarde vast op € 412.000. Tevens werd de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende tot een bedrag van € 992, en moest het griffierecht van € 497 worden vergoed.