In deze zaak gaat het om de WOZ-waarde van een agrarisch object, specifiek een biologische varkenshouderij, die door de Heffingsambtenaar is vastgesteld. De belanghebbende, eigenaar van de onroerende zaak, heeft in beroep de waarde van de onroerende zaak betwist. De Heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 1.463.000, maar na bezwaar verlaagd naar € 1.414.000. De Rechtbank heeft de waarde verder verlaagd naar € 1.321.000, wat de belanghebbende niet accepteerde en hoger beroep instelde. Het Hof heeft de waarde van de onroerende zaak beoordeeld aan de hand van de Taxatiewijzers voor agrarische gebouwen en grond. De Heffingsambtenaar heeft een correctie van 15% toegepast op de waarde van de stallen, omdat de biologische varkenshouderij afwijkt van een intensieve varkenshouderij. Het Hof heeft vastgesteld dat de Heffingsambtenaar de waarde op juiste wijze heeft bepaald en dat de door de belanghebbende ingebrachte taxatiewaarde van € 1.035.000 niet voldoende onderbouwd was. Het Hof heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd.