In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het beroep van belanghebbende tegen een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) niet-ontvankelijk werd verklaard. De aanslag was opgelegd voor het jaar 2008, met een belastbaar inkomen van € 20.565. Belanghebbende maakte bezwaar tegen de aanslag, maar de Inspecteur reageerde niet tijdig op het bezwaar. Na een lange periode zonder uitspraak, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat de Inspecteur een dwangsom had verbeurd door niet tijdig te beslissen op het bezwaar. Het Hof oordeelde dat belanghebbende tijdig bezwaar had gemaakt en dat het beroep niet onredelijk laat was ingesteld. Het Hof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en verklaarde het beroep gegrond, waarbij de Inspecteur werd veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 1.260 en de proceskosten van belanghebbende.