ECLI:NL:RVS:2012:BY3075

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201207963/1/A4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 14 november 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen C&C Concrete Solutions B.V. en het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel. De appellant, C&C Concrete Solutions B.V., heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op een aanvraag om een vergunning krachtens de Wet milieubeheer, ingediend door Bakkersland Hedel B.V. De aanvraag werd op 21 mei 2010 door het college ontvangen, maar het college heeft nagelaten om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden een besluit te nemen. De appellant heeft het college op 3 juli 2012 in gebreke gesteld, waarna het beroep op 14 augustus 2012 werd ingediend.

De Afdeling heeft vastgesteld dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling was verstreken en dat het college op het moment van de zitting nog steeds geen besluit had genomen. Het college voerde aan dat het beroep niet-ontvankelijk was omdat het onredelijk laat was ingediend, maar de Afdeling oordeelde dat de appellant voldoende had aangetoond dat hij eerder had kunnen instellen, maar dat hij had gewacht op informatie over de voortgang van de aanvraag.

De Afdeling verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het niet tijdig nemen van een besluit door het college. Het college werd opgedragen om uiterlijk op 30 november 2012 alsnog een besluit te nemen op de aanvraag. Tevens werd bepaald dat het college een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De proceskosten werden vergoed aan de appellant, en het college werd gelast om het griffierecht te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de rechtsbescherming van belanghebbenden in het bestuursrecht.

Uitspraak

201207963/1/A4.
Datum uitspraak: 14 november 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C&C Concrete Solutions B.V. handelend onder de naam Kartonnage Hedel en [appellant A] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), gevestigd onderscheidenlijk wonend te Hedel, gemeente Maasdriel,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college op een aanvraag van Bakkersland Hedel B.V. om een vergunning krachtens de Wet milieubeheer.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 oktober 2012, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat te 's-Hertogenbosch en het college, vertegenwoordigd door J.J.W.G. van den Oetelaar, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Bakkersland Hedel B.V., vertegenwoordigd door ing. P.W. de Waard, gehoord.
Overwegingen
1.    Ingevolge artikel 8:6 van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van belang, is op de voorbereiding van de beschikking op de aanvraag om een vergunning afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van toepassing.
Ingevolge artikel 3:18, eerste lid, van de Awb neemt het bestuursorgaan, indien het een besluit op aanvraag betreft, het besluit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld: het niet tijdig nemen van een besluit.
Ingevolge artikel 6:12, eerste lid, is het bezwaar of beroep dat gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet aan een termijn gebonden.
Ingevolge het tweede lid kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
Ingevolge het vierde lid, gelezen in verbinding met het eerste lid, is het beroep gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.
2.    Op 21 mei 2010 heeft het college een aanvraag om revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer ontvangen van Bakkersland Hedel B.V. (hierna: de aanvraag). Niet gebleken is dat het college de in artikel 3:18, eerste lid, van de Awb bedoelde termijn heeft verlengd. Het college diende dan ook uiterlijk op 21 november 2010 op de aanvraag te beslissen.
[appellant] is gebruiker van een perceel nabij de inrichting van Bakkersland Hedel B.V. Op 3 juli 2012 heeft hij het college in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag. Op 14 augustus 2012 heeft de Afdeling het daartegen gerichte beroep van [appellant] ontvangen. Bij dit beroep heeft [appellant] de Afdeling verzocht aan de uitspraak een dwangsom te verbinden voor iedere dag dat het college in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
3.    Vast staat dat de beslistermijn ten tijde van de ingebrekestelling van [appellant] was verstreken en dat het college ten tijde van de ontvangst van het beroep door de Afdeling en ten tijde van de zitting nog niet op de aanvraag had beslist.
4.    Het college stelt zich op het standpunt dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het onredelijk laat is ingediend. Voorts betoogt het college dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het voortijdig is ingesteld, nu het college Bakkersland Hedel B.V. bij brief van 8 juni 2012 heeft verzocht de aanvraag binnen acht weken aan te vullen.
4.1.    Voor het oordeel dat een ingesteld beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit onredelijk laat is ingediend, is van belang of is gebleken van feiten of omstandigheden, in verband waarmee geoordeeld moet worden dat het betrokkene redelijkerwijs eerder duidelijk had moeten zijn dat, in dit geval, het college geen beslissing zou nemen (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2006 in zaak nr. 200604819/1;  www.raadvanstate.nl).
Niet bestreden wordt dat [appellant] het beroep eerder had kunnen instellen. Hij heeft echter bij brief van 26 oktober 2011 verzocht om op de hoogte te worden gebracht van de voortgang ter zake en aangedrongen op spoedige besluitvorming. Daarna is er in februari 2012 per e-mail contact geweest met het college. De brief van het college van 8 juni 2012, waarbij Bakkersland Hedel B.V. in de gelegenheid werd gesteld om binnen acht weken de aanvraag nogmaals aan te vullen, vormde vervolgens voor [appellant] de aanleiding om het beroep in te stellen.
Tegen deze achtergrond kan niet worden geoordeeld dat [appellant] het beroep onredelijk laat heeft ingesteld.
4.2.    Voor het oordeel dat geen beroep tegen niet tijdig beslissen kon worden ingesteld zolang de beslistermijn als gevolg van de brief van 8 juni 2012 was opgeschort, bestaat geen aanleiding, reeds omdat de beslistermijn ten tijde van deze brief reeds was verstreken.
5.    Gelet op het voorgaande is het beroep ontvankelijk en is het gegrond.
6.    Ter zitting heeft het college verklaard dat het uiterlijk op 30 november 2012 alsnog op de aanvraag zal beslissen. [appellant] heeft verklaard ermee te kunnen instemmen dat het college uiterlijk op deze datum op de aanvraag beslist. De Afdeling ziet aanleiding om bij het bepalen van de termijn waarbinnen het college alsnog een besluit dient te nemen, bij deze datum aan te sluiten.
6.1.    De Afdeling bepaalt voorts dat het college een dwangsom verbeurt voor iedere dag dat het college in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7.    Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I.    verklaart het beroep gegrond;
II.    vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op de aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bakkersland Hedel B.V., door het college ontvangen op 21 mei 2010;
III.    draagt het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel op om uiterlijk 30 november 2012 alsnog een besluit te nemen op de aanvraag om vergunning krachtens de Wet milieubeheer van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bakkersland Hedel B.V., door het college ontvangen op 21 mei 2010, en dit besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;
IV.    bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C&C Concrete Solutions B.V. handelend onder de naam Kartonnage Hedel en [appellant A] gezamenlijk een dwangsom verbeurt voor elke dag waarmee het de datum van 30 november 2012 overschrijdt, waarbij de hoogte van de dwangsom € 100,00 (zegge: honderd euro) per dag bedraagt, met een maximum van € 15.000,00 (zegge: vijftienduizend euro);
V.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C&C Concrete Solutions B.V. handelend onder de naam Kartonnage Hedel en [appellant A] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 546,25 (zegge: vijfhonderdzesenveertig euro en vijfentwintig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander;
VI.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid C&C Concrete Solutions B.V. handelend onder de naam Kartonnage Hedel en [appellant A] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 310,00 (zegge: driehonderdtien euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander.
Aldus vastgesteld door mr. T.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W. Sorgdrager en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.J. Kalter, ambtenaar van staat.
w.g. Drupsteen    w.g. Kalter
voorzitter    ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2012
492-727.