4.6.Ter zitting van 17 november 2011 heeft de Inspecteur in zijn pleitnota verklaard dat in de projectmatige periode de volgende handelingen hebben plaatsgehad:
“(…)
De Belastingdienst is na ontvangst van de inlichtingen in maart 2005 gestart met het verifiëren en veredelen van de ontvangen informatie. Gelet op de grote hoeveelheid gegevens en de in acht te nemen zorgvuldigheid is er voor gekozen de gegevens op een projectmatige wijze te verwerken.
Tussen de ontvangst van de gegevens in maart 2005 en het aanschrijven van de belanghebbende op 7 maart 2007 hebben onder meer de volgende werkzaamheden plaatsgevonden:
voorbereidingen voor het opstarten van behandeling binnen een project;
het opzetten van een projectapplicatie;
het verifiëren van de ontvangen gegevens;
het veredelen van de ontvangen gegevens;
het ontwerpen van geautomatiseerde zoekvragen ter identificatie;
het opzetten van een projectorganisatie;
het schrijven van een draaiboek;
het afstemmen met het Ministerie;
het identificeren van rekeninghouders;
het selecteren van posten in verband met mogelijk strafrechtelijk onderzoek;
het samenstellen van een projectteam;
het organiseren van bijeenkomsten voor dat projectteam;
het selecteren van posten in verband met het starten van civiele kort geding-procedures.
Deze werkzaamheden hebben gedurende de gehele periode van maart 2005 tot en met 7 maart 2007 plaatsgevonden, waarbij steeds voortvarend is gehandeld. De werkzaamheden hebben niet allemaal tegelijk plaatsgevonden, doch steeds heeft ten minste één van bovengenoemde werkzaamheden plaatsgevonden. Het identificeren van rekeninghouders heeft hierbij het meeste tijd gevergd. Het project omvatte echter veel meer dan alleen het identificeren, ook de hiervoor genoemde overige projectmatige werkzaamheden hebben steeds tijd en aandacht gevergd.
In maart 2007 zijn de gegevens van de eerste tranche geïdentificeerde belastingplichtigen vrijgegeven voor behandeling op de diverse kantoren van de Belastingdienst. Belanghebbende behoorde tot deze eerste tranche.
De projectmatige aanpak hield veel meer in dan uitsluitend de identificatie en verificatie van gegevens. De werkzaamheden welke in deze periode zijn verricht, zoals hierboven opgesomd, omvatten veel meer werkzaamheden, welke ook in het belang van belanghebbende zijn verricht.
Zo hadden deze werkzaamheden onder meer tot doel om de gegevens in zijn algemeenheid op echtheid te toetsen. Wat indien belanghebbende meteen was aangeschreven en de gegevens bleken bij nader inzien gefingeerd te zijn? De zorgvuldigheid noopte de Inspecteur de gegevens te onderzoeken op echtheid. (…)
Daarnaast dienden ook de gegevens van belanghebbende te worden veredeld. Er was (…) sprake van een naam met voorletters of van een combinatie van twee achternamen. Andere gegevens, zoals een sofinummer, geboortedatum en adres ontbraken, zodat er niet terstond kon worden geïdentificeerd. Het heeft per belastingplichtige zeker enige tijd gekost voordat met een aan zekerheid grenzende mate van waarschijnlijkheid duidelijk was dat sprake was van rekeninghouderschap.
Een andere reden waarom belanghebbende niet terstond kon worden aangeschreven, was dat van te voren niet duidelijk zou zijn of belanghebbende al dan niet mee zou werken aan het heffingsonderzoek. Indien zou blijken dat belanghebbende zou weigeren gegevens te verstrekken, of zou ontkennen dat zij rekeninghouder was, diende te worden geheven op basis van geschatte bedragen aan inkomen en vermogen. Een dergelijke schatting diende eerst in de projectmatige fase van het project te worden gedaan en diende in verband met zorgvuldigheidsoverwegingen uiteraard gebaseerd te zijn op zoveel mogelijk min of meer vergelijkbare gegevens. Ook dat noopte er toe te wachten met het aanschrijven van belanghebbende totdat de voorbereidingsfase van het project was afgerond.
Bovendien was niet sprake van één gegeven van één individu, maar een bulk aan gegevens. Dat impliceert dat, indien één bepaalde belanghebbende als eerste zou worden aangeschreven, automatisch een heleboel andere belanghebbenden langer op hun beurt zouden moeten wachten. (…) Eenheid van beleid en uitvoering betekent in dit geval dat een hele bulk van gegevens klaar gemaakt wordt om in de belastingheffing te worden betrokken, waarna allen min of meer tegelijkertijd in de heffing kunnen worden betrokken.
Hierbij dient de Belastingdienst binnen redelijke grenzen de vrijheid te worden gegeven om met een bepaalde inzet van mensen en middelen (capaciteit) zijn doelen te bereiken. Dat betekent dat, hoewel de identificatie van de bulk van gegevens in de periode van februari 2005 tot maart 2007 steeds ter hand is genomen, de belastingdienst de vrijheid moet hebben om zijn personeel en andere middelen in te zetten op andere doelen en projecten in het kader van de belastingheffing.
Een andere, zeer belangrijke reden om niet één belanghebbende alvast aan te schrijven, is controlestrategisch van aard. Indien de naam van de bank reeds in een zeer vroeg stadium van het project naar buiten toe bekend zou worden, zou dit de kans op meewerken en inkeer van andere belastingplichtigen ernstig verkleinen. Binnen een projectmatige aanpak wordt er voor gekozen om alle geïdentificeerde rekeninghouders op min of meer hetzelfde moment aan te schrijven. Vanaf dat moment kan de belastingplichtige er vanuit gaan dat de inspecteur hem redelijkerwijs op het spoor was en is geen inkeer meer mogelijk.”.
De Inspecteur heeft de handelingen in de projectmatige periode ter zitting van 17 december 2014 toegelicht.