Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Het was voor de eerste keer dat ik een schorsing had aangevraagd. Ik heb mij niet gerealiseerd dat de consequenties bij het maken van een testrit zo zwaar zouden zijn. Naar aanleiding van de brief van de RDW heb ik besloten de schorsing af te laten lopen. Ik moest dan wel weten of de auto nog goed functioneerde. Geheel onbewust heb ik toen een testrit met de auto gemaakt. Achteraf bezien is dat heel dom geweest; ik had achteraf bezien beter kunnen weten door naar het kentekenbewijs te kijken . Het doel van de schorsing was juist om kosten te besparen, gelet op mijn werkloosheid en slechte financiële situatie. Door de domme fout word ik geconfronteerd met de naheffing en dan ook nog eens zo’n hoge boete.
- Ik ben van mening dat de RDW de brief duidelijker had moeten formuleren. Ik had geen ervaring met schorsing en was niet goed op de hoogte van de consequenties. Het zou duidelijker zijn als in de aan mij gerichte brief ook de concrete datum van het einde van de schorsing zou worden vermeld. Ook verdient het aanbeveling een waarschuwing op te nemen dat tot de betreffende datum met de auto geen gebruik van de weg mag worden gemaakt, met vermelding van de consequenties ingeval iemand dat wél doet.
- Met betrekking tot mijn financiële omstandigheden: ik ben nog steeds werkloos; ik heb geen inkomen; ik leef van mijn reserves; ik kan op dit moment nog drie maanden vooruit; ik heb een eigen woning; deze staat reeds lange tijd te koop voor € 550.000, ik zal de vraagprijs moeten verlagen om deze te verkopen; mijn hypothecaire lening bedraagt € 300.000; verder heb ik geen schulden; over twee jaar gaat mijn prepensioen in; dat betreft ongeveer € 35.000 bruto per jaar.
4.Gronden
5.Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de naheffingsaanslag ongegrond;
- verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking;
- vermindert de boetebeschikking tot € 250; en
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van, in totaal, € 157 vergoedt.