3.12.[Sloopwerken] stelt dat zij door de handschoenen North NF14 HD en/of Showa 310 Grip ter beschikking te stellen van [geïntimeerde] , aan haar zorgplicht heeft voldaan. Ter onderbouwing van haar voormeld standpunt wijst zij op de navolgende, door haar in acht genomen bepalingen:
Arbeidsomstandighedenbesluit, artikel 8.1.:
“Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
1. Een door de werkgever aan de werknemer ter beschikking gesteld persoonlijk beschermingsmiddel is in overeenstemming met de betreffende bepalingen inzake ontwerp en constructie op het gebied van veiligheid en gezondheid, bedoeld in het Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen. De vorige volzin is slechts van toepassing voor zover bedoeld persoonlijk beschermingsmiddel onder het toepassingsgebied van genoemd besluit valt.
2. In alle gevallen moet een persoonlijk beschermingsmiddel:
a. geschikt zijn voor de te vermijden gevaren, zonder zelf een vergroot gevaar in te houden;
b. beantwoorden aan de bestaande omstandigheden op de arbeidsplaats;
c. afgestemd zijn op de ergonomische eisen en de vereisten met betrekking tot de gezondheid van de werknemers;
d. na de nodige aanpassingen geschikt zijn voor de drager.
(…)
4. De keuze van het persoonlijk beschermingsmiddel en de wijze waarop dit gebruikt moet worden, met name wat betreft de duur van het dragen, worden bepaald afhankelijk van de ernst van het gevaar, de frequentie van de blootstelling aan het gevaar en de kenmerken van de arbeidsplaats van iedere werknemer afzonderlijk alsmede van de doelmatigheid van het persoonlijk beschermingsmiddel.”.
Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen, artikel 3:
“Persoonlijke beschermingsmiddelen zijn zodanig ontworpen, samengesteld en vervaardigd, hebben zodanige eigenschappen en zijn van zodanige vermeldingen voorzien, dat zij bij gebruik overeenkomstig hun bestemming geen gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid van de mens of voor de veiligheid van zaken, wanneer zij op passende wijze zijn geïnstalleerd en onderhouden. Zij voldoen aan de in bijlage II van de richtlijn opgenomen fundamentele eisen.”.
Richtlijn 89/686/EEG van de Raad van 21 december 1989 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende persoonlijke beschermingsmiddelen:
“Artikel 3
De in artikel 1 bedoelde beschermingsmiddelen moeten aan de fundamentele gezondheids- en veiligheidsvoorschriften van bijlage II voldoen.”.
1. De Lid-Staten beschouwen als conform aan de in artikel 3 bedoelde fundamentele voorschriften, de in artikel 8, lid 3, bedoelde beschermingsmiddelen die voorzien zijn van het EG-merkteken en waarvoor de fabrikant op verzoek de in artikel 12 bedoelde verklaring van overeenstemming kan overleggen.”.
2. Alvorens tot fabricage van andere dan de in lid 3 bedoelde beschermingsmiddelen wordt overgegaan, moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde een model aan het EG-typeonderzoek als bedoeld in artikel 10 onderwerpen.
3. Van het EG-typeonderzoek zijn vrijgesteld de op een eenvoudig ontwerp berustende modellen beschermingsmiddelen waarvan de ontwerper aanneemt dat de gebruiker zelf in staat is zich een oordeel te vormen over de doeltreffendheid waarmee deze middelen bescherming bieden tegen zeer geringe risico's waarvan het effect, wanneer het gradueel is, tijdig kan worden opgemerkt zonder dat de gebruiker gevaar loopt.
Tot deze categorie behoren uitsluitend beschermingsmiddelen die de drager moeten beschermen tegen:
- mechanische factoren die slechts oppervlakkige letsels veroorzaken (tuinhandschoenen, vingerhoeden, enz.);
- vrij onschadelijke schoonmaakmiddelen waarvan de gevolgen gemakkelijk ongedaan zijn te maken (beschermhandschoenen tegen reinigingsmiddelen in verdunde oplossing enz.);
- de gevaren van het hanteren van warme voorwerpen, waarbij hij niet wordt blootgesteld aan een temperatuur van meer dan 50 gC, noch aan gevaarlijke stoten of schokken (handschoenen, schorten voor beroepsdoeleinden enz.);
- weersomstandigheden die niet uitzonderlijk of extreem van aard zijn (hoofdbedekking, seizoenkleding, schoenen en laarzen, enz.);
- kleine stoten, schokken en trillingen die geen vitale lichaamsdelen treffen en waarvan de gevolgen geen blijvend letsel kunnen veroorzaken (lichte hoofdbedekkingen ter bescherming van de hoofdhuid, handschoenen, lichte schoenen enz.);
- zonnestraling (zonnebrillen).
4. In serie vervaardigde beschermingsmiddelen worden onderworpen:
a.
a) naar keuze van de fabrikant, aan een van de twee in artikel 11 bedoelde procedures, wanneer het gaat om beschermingsmiddelen van complex ontwerp die de gebruiker moeten beschermen tegen gevaren die dodelijk zijn of de gezondheid ernstig en onherstelbaar kunnen schaden, en waarvan de gebruiker naar de ontwerper aanneemt de acute effecten niet tijdig kan onderkennen. Tot deze categorie behoren uitsluitend:
- ademhalingsapparatuur met filters die beschermen tegen vaste en vloeibare aërosolen, of tegen irriterende, gevaarlijke, giftige of radiotoxische gassen;
- ademhalingsapparatuur, met inbegrip van duikapparatuur, die de buitenlucht volledig afsluit;
- beschermingsmiddelen die slechts tijdelijke bescherming kunnen bieden tegen letsels door chemische factoren of tegen ioniserende stralingen;
- uitrusting voor werkzaamheden in hete omgevingen met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van 100 gC of hoger,
met of zonder infrarode straling, vlammen of grote hoeveelheden wegvliegend gesmolten materiaal;
- uitrusting voor werkzaamheden in koude omgevingen met effecten die vergelijkbaar zijn met die van een luchttemperatuur van 50 gC of lager;
- beschermingsmiddelen die bescherming bieden bij vallen van bepaalde hoogten;
- beschermingsmiddelen tegen elektriciteitsrisico's bij werken bij gevaarlijke spanningen of die isoleren bij hoogspanning;
- motorhelmen en vizieren daarvan;”.
“Artikel 12
De EG-verklaring van overeenstemming is de procedure waarbij de fabrikant:
1. met het oog op voorlegging aan de bevoegde autoriteiten een verklaring volgens het model van bijlage VI opstelt waarin hij verklaart dat het in de handel gebrachte beschermingsmiddel aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet;
2. op ieder beschermingsmiddel het EG-overeenstemmingsmerkteken als bedoeld in artikel 13 aanbrengt.”.
Bijlage II bij voormelde richtlijn:
“Artikel 3.3.
Bescherming tegen oppervlakkig letsel (wrijving, steek-, snij- en bijtwonden)
In beschermingsmiddelen, bestemd om het gehele lichaam of lichaamsdelen te beschermen tegen oppervlakkig letsel, bij voorbeeld als gevolg van wrijving, steek-, snij- en bijtwonden, moeten de gebruikte materialen en andere onderdelen van dien aard zijn en zodanig worden aangewend dat dergelijke beschermingsmiddelen in voldoende mate bestand zijn tegen afschuring, perforatie en doorsnijding (zie ook punt 3.1) rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden.”.
3.13.1.[Sloopwerken] betoogt op grond van artikel 8 van voormelde richtlijn dat zij ter voldoening van haar zorgplicht had kunnen volstaan door handschoenen uit de door haar zo genoemde veiligheidscategorie 1 ter beschikking te stellen. [Sloopwerken] doelt hiermee op middelen die bescherming bieden tegen zeer geringe risico's waarvan het effect, wanneer het gradueel is, tijdig kan worden opgemerkt zonder dat de gebruiker gevaar loopt, zoals bedoeld in lid 3 van voormelde bepaling. Voorts werpt [Sloopwerken] op dat van haar niet verlangd kan worden handschoenen uit de door haar zo aangeduide veiligheidscategorie 3 ter beschikking te stellen. Dit betreft kennelijk middelen die beschermen tegen gevaren die dodelijk zijn of de gezondheid ernstig en onherstelbaar kunnen schaden en waarvan de gebruiker naar de ontwerper aanneemt de acute effecten niet tijdig kan onderkennen, zoals bedoeld in lid 4 van voormelde bepaling. Tenslotte brengt [Sloopwerken] naar voren dat zij handschoenen heeft gegeven aan [geïntimeerde] die in de door haar aangeduide veiligheidscategorie 2 vallen. Dit betreft, zo begrijpt het hof, andere dan de in lid 3 bedoelde beschermingsmiddelen, zoals bedoeld in lid 2 van voormelde bepaling en dat zij, [Sloopwerken] , zodoende aan haar zorgplicht heeft voldaan. 3.13.2. Voormeld betoog van [Sloopwerken] wordt verworpen. Artikel 8 is opgenomen in Hoofdstuk II van voormelde richtlijn. Dit hoofdstuk gaat over certificeringsprocedures. De door [Sloopwerken] zo door haar genoemde veiligheidscategorieën betreffen geen richtlijnen die moeten en kunnen worden toegepast om het daarbij voor de uit te oefenen werkzaamheden passende beschermingsmiddel te bepalen. Artikel 8 is gericht aan fabrikanten en geeft voorschriften voor certificering. Artikel 8 geeft geen voorschriften gericht aan werkgevers, zoals [Sloopwerken] , in welke arbeidsomstandigheden zij welk persoonlijk beschermingsmiddel dient te verstrekken. Het enkele feit dat, zoals [Sloopwerken] stelt, zij handschoenen uit veiligheidscategorie 2 heeft verstrekt, brengt niet mee dat [Sloopwerken] aan haar zorgplicht als bedoeld in artikel 7:658 BW (oud) heeft voldaan. Aan die zorgplicht is naar het oordeel van het hof pas voldaan als vaststaat dat [Sloopwerken] geen handschoenen die een betere bescherming ter voorkoming van te verwachten letsel boden, ter beschikking had kunnen stellen. Het hof verwijst in dit verband nogmaals naar r.o. 3.6 van het vonnis van 14 november 2012, waarin de kantonrechter heeft overwogen dat het voor de hand ligt dat bij het met een mechanische breekhamer wegbreken van tegels van een wand scherpe tegelsplinters kunnen loskomen die letsel kunnen veroorzaken. Tegen die overweging is geen grief gericht.
3.14.1.Onder verwijzing naar de hierboven vermelde artikelen 5 en 12 van de richtlijn, stelt [Sloopwerken] zich op het standpunt dat voor de handschoenen die zij aan [geïntimeerde] ter beschikking heeft gesteld een EG-conformiteitsverklaring is verstrekt en dat zij zijn voorzien van een EG-merkteken. Hiermee voldoen de handschoenen aan artikel 3 van het Warenwetbesluit. De handschoenen zijn dan ook in voldoende mate bestand tegen perforatie en doorsnijding, aldus [Sloopwerken] . 3.14.2. Dit betoog strandt eveneens. Ook artikel 12 van de richtlijn is opgenomen in hoofdstuk II betreffende certificeringsprocedures en ziet specifiek op de EG-verklaring van overeenstemming van de productie. Daarmede is deze bepaling gericht tot fabrikanten en niet tot [Sloopwerken] als werkgever. Artikel 5 van de richtlijn, dat ter uitwerking verwijst naar artikel 12 van de richtlijn, is op zichzelf beschouwd onvoldoende specifiek om daaruit enig voldoende concreet gevolg te kunnen trekken ten aanzien van de vraag of [Sloopwerken] aan haar zorgplicht heeft voldaan door de handschoenen North NF14HD en/of Showa 310 Grip te verstrekken aan [geïntimeerde] .