[appellant] en [appellante] huren van SWS met ingang van 23 oktober 2002 de woning aan [het adres] te [woonplaats] . Ingevolge artikel 5 van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is het huurreglement van 1 januari 1978 van toepassing. In artikel 5 lid 4 van dat reglement is bepaald dat huurder aan buren of omwonenden geen overlast zal bezorgen.
De familie [familie] huurt vanaf 18 september 2013 van SWS de woning aan [het adres] te [woonplaats] . Deze woning ligt direct naast die van [appellant] en [appellante] .
Tussen [appellant] en [appellante] enerzijds en anderzijds de familie [familie] en andere buurtbewoners zijn spanningen ontstaan.
SWS heeft bij brieven van 19 en 24 februari 2014 [appellant] bericht dat SWS klachten over hem heeft ontvangen en het veroorzaken van overlast in strijd is met de wet, de huurovereenkomst en de algemene voorwaarden.
Op 25 april 2014 heeft SWS wederom aan [appellant] geschreven dat zij, SWS, klachten over hem, [appellant] heeft ontvangen.
In haar brief van 22 oktober 2014 heeft SWS aan [appellant] bericht omtrent de afspraken die tussen hem en familie [familie] zijn gemaakt. Die afspraken hebben tot doel ervoor te zorgen dat het rustig wordt en blijft, aldus SWS in die brief. Tenslotte meldt SWS in die brief dat, indien [appellant] zich niet aan de afspraken houdt, SWS de rechter zal verzoeken om de huurovereenkomst te ontbinden.
SWS heeft [appellant] bij brief van 6 januari 2014 (het hof begrijpt: 2015) bericht dat het gedrag van [appellant] heeft geleid tot ernstige onveiligheidsgevoelens bij buurtbewoners en dat bij constatering van overlast de rechter verzocht zal worden de huurovereenkomst te ontbinden.
Bij brief van 3 april 2015 heeft SWS [appellant] en [appellante] gesommeerd om te stoppen met het veroorzaken van overlast en hinder.