3.1.De voorzieningenrechter heeft geen feiten vastgesteld. Woonbedrijf komt hier met grief 1 ook tegenop. Het hof zal een overzicht geven van de vaststaande feiten die in hoger beroep het uitgangspunt vormen.
a. Door de rechtsvoorgangster van Woonbedrijf en de heer [ex-partner geïntimeerde] , de ex-partner van [geïntimeerde] , is op 13 november 1993 een huurovereenkomst gesloten voor de zelfstandige woonruimte staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde).
b. Op of omstreeks 11 juni 1995 is de huurovereenkomst jegens de ex-partner van [geïntimeerde] geëindigd en is de huurovereenkomst voortgezet door [geïntimeerde] . Per 31 oktober 2014 is de zoon van [geïntimeerde] , [zoon geïntimeerde] , (wederom) in de basisregistratie personen van de gemeente Eindhoven op het adres van het gehuurde ingeschreven.
c. De bestemming van het gehuurde is woonruimte. In artikel 5 van de huurovereenkomst is bepaald dat [geïntimeerde] in het gehuurde geen bedrijf mag uitoefenen of laten uitoefenen.
d. Op 14 juli 2015 is in het gehuurde door de politie een professionele hennepkwekerij aangetroffen op de eerste etage van het gehuurde in de twee slaapkamers. Uit de “Rapportage Waarneming ter plaatse” blijkt dat (deels op zolder, badkamer en overloop) het volgende is aangetroffen: 69 hennepplanten in de ruimte linksvoor, 79 hennepplanten in de ruimte linksachter, 19 armaturen, 19 assimilatielampen, 1 schakelbord, 1 tijdschakelaar, 19 transformators, 2 + 3 slakkenhuizen, 53 droogrekken, 1 staande ventilator, 4 koolstoffilters, 5 staande en tafelventilatoren, 2 temperatuur- en ventilatieregelaars, 1 dompelpomp, 10 liter groeimiddelen en 1 hygro-ph/ec en thermometer.
Blijkens dit rapport onder 6. was de hoofdbeveiliging niet langer in overeenstemming met de installatie in de meterkast; zijn er 35A-zekeringen aangebracht en een illegale stroomaftakking en is de electrameter door Endinet - kennelijk de netwerkbeheerder - verwijderd wegens fraude.
[geïntimeerde] heeft volgens stempels in haar paspoort van 31 mei 2015 tot 8 augustus 2015 in Turkije verbleven.
f. Bij brief van 14 juli 2015 heeft Woonbedrijf [geïntimeerde] medegedeeld dat de aangetroffen hennepkwekerij voor haar aanleiding is om de huurovereenkomst te beëindigen. [geïntimeerde] is vervolgens in de gelegenheid gesteld om de huurovereenkomst vrijwillig op te zeggen zodat zij, aldus Woonbedrijf, een gerechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde kan voorkomen.
[geïntimeerde] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
3.2.1.In de onderhavige procedure vordert Woonbedrijf veroordeling van [geïntimeerde] , voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om binnen drie dagen, althans veertien dagen, het gehuurde te ontruimen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2.2.Aan deze vordering heeft Woonbedrijf, kort samengevat, ten grondslag gelegd dat [geïntimeerde] zich niet als een goed huurster in de zin van artikel 7:213 BW heeft gedragen. Zij is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst doordat:
- zij niet haar hoofdverblijf heeft (gehad) in het gehuurde;
- zij geen toezicht heeft gehouden op het gebruik van het gehuurde door haar zoon;
- de bestemming tot woonruimte is gewijzigd;
- er schade aan het gehuurde en een gevaarzettende situatie zijn veroorzaakt;
- er sprake is geweest van criminele activiteiten in de vorm van het produceren van softdrugs in het gehuurde ten behoeve van commerciële doeleinden.
3.2.3.[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Dat verweer zal, voor zover in hoger beroep van belang, in het navolgende aan de orde komen.