Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
De Kruisvereniging West-Brabant,
Kruiswerk voor U, Gemeente Rucphen,
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/02/293218/KG ZA15-12)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij brief van 11 september 2015 door de advocaat van Kruisvereniging toegezonden producties (nrs. I en II), die de advocaat van Kruisvereniging bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht.
3.De beoordeling
‘Vele verzoeken aan de Regionale Kruisvereniging om in dit nieuwe beleid mee te gaan werden niet of nauwelijks beantwoord’en
‘Het pakket wat er wordt aangeboden door de regionale Kruisvereniging is achterhaald. Zo is de wijkzuster gewoon opgenomen in het wettelijke zorgpakket en door de gemeente worden eveneens een aantal zaken overgenomen’betreffen kennelijk de reden voor het beëindigen van de samenwerking met Kruisvereniging. Direct na deze zinnen staat in de brief namelijk vermeld:
‘Dat is de reden geweest om de samenwerking met de Regionale Kruisvereniging te beëindigen…’.
‘Het verzelfstandigen van ons als Kruiswerk voor U is door de Regionale Kruisvereniging niet in dank afgenomen en men heeft via de rechter geprobeerd dit tegen te houden. De rechter heeft, zelfs in hoger beroep van RKV, ons volledig in het gelijk gesteld’overweegt het hof dat deze uitlating moet worden gelezen in samenhang met de daarop volgende uitlating
‘Dat geeft nu wel aan dat u voor het lidmaatschap een keuze moet maken en wij u vragen te kiezen voor het lidmaatschap van Kruiswerk voor U, gemeente Rucphen’. Overigens lijkt dat ook de strekking van het betoog van Kruisvereniging te zijn. Aldus worden de gezamenlijke leden kennelijk voorgelicht over de reden waarom zij naar de mening van Kruiswerk een keuze moeten maken tussen de lidmaatschappen van beide kruisverenigingen, namelijk de verzelfstandiging van Kruiswerk die is toegestaan door de rechter. Verder gaan beide partijen er kennelijk van uit dat de strekking van laatstgenoemde uitlating is om de gezamenlijke leden proberen te bewegen hun lidmaatschap van Kruisvereniging te beëindigen en hun lidmaatschap van Kruiswerk te continueren. Dat Kruiswerk de gezamenlijke leden mocht voorlichten over de gevolgen van de verzelfstandiging en die leden mocht verzoeken om wat betreft het lidmaatschap te kiezen voor Kruiswerk, heeft het hof hierboven al geoordeeld.
‘Het pakket wat er wordt aangeboden door de regionale Kruisvereniging is achterhaald’een waardeoordeel is. Vervolgens heeft Kruisvereniging tijdens het pleidooi in hoger beroep gesteld dat indien het al als een waardeoordeel zou kunnen worden aangemerkt, het des te erger is. Kruisvereniging heeft echter niet duidelijk gesteld, laat staan onderbouwd, dat er hier sprake is van een feitelijke bewering. Het hof is in ieder geval voorshands van oordeel dat voormelde uitlating moet worden beschouwd als een waardeoordeel van Kruiswerk.