Uitspraak
GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
- Ik stel in mijn pleitnota dat uit het chronologisch overzicht dat de Inspecteur heeft overgelegd, blijkt, dat na 11 november 2010 geen gegevens meer zijn ontvangen door de belastingdienst en dat tussen de periode van 11 november 2010 en 20 september 2011 een periode is verstreken van ruim 10 maanden zonder dat dit op enigerlei wijze steekhoudend kan worden verklaard. Desgevraagd deel ik het Hof mede dat ik niet betwist dat de in het chronologisch overzicht vermelde handelingen hebben plaatsgevonden, maar ik stel dat de handelingen in de door mij genoemde 10 maanden niet relevant of noodzakelijk waren. De Inspecteur had gewoon zelf de aanslag kunnen berekenen en opleggen. Immers, na 11 november 2010 zijn er geen nieuwe gegevens verstrekt die de Inspecteur heeft gebruikt bij het vaststellen van de navorderingsaanslag.
- Ik heb de Inspecteur steeds gevraagd om een kopie van de navorderingsaanslag. Die heeft hij nooit overgelegd. Bij de Rechtbank heeft hij medegedeeld dat er een “beschikking geen aanslag” is afgegeven. Nu legt de Inspecteur in hoger beroep een kopie van de navorderingsaanslag over. Dat vind ik onbegrijpelijk. Als de Inspecteur over een dergelijke kopie beschikte, waarom heeft hij die dan niet eerder overgelegd? Ik stel mij op het standpunt dat de thans in hoger beroep overgelegde kopie valselijk is opgemaakt. Ik stel mij op het standpunt dat er nimmer een navorderingsaanslag is opgelegd.
- Ik heb gesteld dat ik met de inspecteur IB heb onderhandeld over een compromis voor de navorderingsaanslagen IB/PVV en vermogensbelasting en dat hij daarbij heeft erkend dat hij niet voortvarend gehandeld heeft. Dat compromis is tot stand gekomen. De erkenning van niet-voortvarendheid heeft ook te gelden voor de inspecteur die de onderhavige navorderingsaanslagen in het recht van successie heeft opgelegd.
- Ik heb het niet over het compromisvoorstel dat de inspecteur IB heeft gedaan tijdens de bezwaarfase en dat hij bij brief van 11 juli 2011 heeft ingetrokken. Ik heb het over compromisonderhandelingen die plaatsvonden nadien, tijdens de beroepsfase. De inspecteur IB constateerde dat we beiden een procesrisico liepen omdat de jurisprudentie over het voortvarendheidscriterium nog niet was uitgekristalliseerd zoals nu. Ik heb mijn cliënt toen aangeraden om een compromis te sluiten.
- De inspecteur IB heeft aldus erkend dat hij niet zeker was van zijn zaak met betrekking tot de vraag of hij voortvarend gehandeld had. Dat houdt een erkenning in.
- Wat betreft mijn verzoek tot vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure, neem ik het standpunt in dat de Rechtbank opzettelijk snel gehandeld heeft en gekozen heeft voor een mondelinge uitspraak om net binnen de termijn van twee jaar te kunnen blijven. De Rechtbank heeft aldus geprobeerd de regeling voor vergoeding van immateriële schade te omzeilen.
- Verder betwist ik dat het geschil binnen twee jaar is beëindigd, omdat ik niet tegelijkertijd met het proces-verbaal van de uitspraak het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting heb ontvangen. Ik heb de Rechtbank herhaaldelijk om toezending van dat proces-verbaal moeten vragen. De Rechtbank heeft hiermee gehandeld in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Het Hof houdt mij voor dat de Rechtbank niet een bestuursorgaan is. Ik verzoek het Hof mijn klacht zo te verstaan, dat ik vind dat de Rechtbank in strijd heeft gehandeld met beginselen van een behoorlijke procesorde of behoorlijke rechtspraak. Dat rechtvaardigt toekenning van een vergoeding voor immateriële schade.
- Ik weerspreek met klem dat de door mij in hoger beroep ingebrachte kopie van de navorderingsaanslag een vervalsing is. De belastingdienst doet niet aan vervalsingen. Ik weet niet waarom de kopie niet eerder is overgelegd. Ik weet ook niet waarom in de uitspraak van de Rechtbank staat dat de Inspecteur zou hebben gezegd dat een “beschikking geen aanslag” is afgegeven. Ik was niet persoonlijk aanwezig bij de Rechtbank, dat was een voorganger van mij.
- Het dossier heeft op geen enkel moment “dood in de kast gelegen”. De belastingdienst heeft voortvarend gehandeld. Ik verwijs naar het chronologisch overzicht.
- Het komt regelmatig voor dat men een procesrisico “afkoopt” door het sluiten van een fiscaal compromis. Dat is wat de inspecteur IB hier gedaan heeft. Dat betekent niet dat hij erkend zou hebben dat hij niet voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het dossier biedt voor die stelling geen enkele aanknopingspunt.
4.Gronden
Jurispr.blz. I-11531, punt 55) alsmede de bestrijding van belastingfraude (zie met name arrest van 11 oktober 2007, ELISA, C‑451/05,
Jurispr.blz. I-8251, punt 81) dwingende redenen van algemeen belang vormen, die een beperking van de uitoefening van de door het EG-Verdrag gegarandeerde vrijheden van verkeer kunnen rechtvaardigen.
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.