Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda, waarin een verzuimboete van € 226 is opgelegd wegens het te laat indienen van de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2007. De belanghebbende, een accountants- en belastingadviesbureau, had haar feitelijke leiding verplaatst naar België, maar bleef volgens de Inspecteur belastingplichtig in Nederland. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de Inspecteur op basis van de feiten die begin 2008 bekend waren, het vermoeden kon hebben dat belanghebbende belastingplichtig was in Nederland. Het Hof stelt vast dat belanghebbende niet nadeliger wordt behandeld dan een lichaam dat niet naar Nederlands recht is opgericht en haar feitelijke leiding naar België heeft verplaatst. Het Hof verwijst naar het arrest Van Hilten-van der Heijden, waarin is vastgesteld dat zolang een vennootschap na vertrek nationale behandeling geniet, er geen sprake is van een verboden vertrekbelemmering.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat de opgelegde verzuimboete terecht is. De belanghebbende had de aangifte voor het jaar 2007 pas op 5 januari 2010 ingediend, terwijl de termijn eindigde op 15 juni 2009. Het Hof concludeert dat de verzuimboete in overeenstemming is met het beleid van de Belastingdienst en dat er geen redenen zijn om de uitspraak van de Rechtbank te vernietigen. De beslissing van het Hof is op 28 februari 2014 gedaan en is ter openbare zitting uitgesproken.