2.10.Tussen de gemachtigde van belanghebbende en de belastingautoriteiten heeft langlopend communicatie plaatsgevonden; de relevante data zijn de volgende.
10/8/11: Gemachtigde schrijft aan het Ministerie van Financiën (het Ministerie); zij wil graag komen tot een gezamenlijke aanpak van de tientallen lopende bezwaarschriften, verzoekt om toepassing van de regeling van massaal bezwaar en klaagt dat de Inspecteur geen afspraken wil maken over een gezamenlijke aanpak.
1/9/11: Een gesprek vindt plaats tussen gemachtigde en de heer [G] van het Ministerie.
7/9/11: De heer [G] deelt de gemachtigde mee, dat geen regeling massaal bezwaar zal plaatsvinden, maar een individuele afdoening “voortvarend, doch met inachtneming van alle waarborgen die belanghebbenden toekomen”.
15/9/11: Gemachtigde schrijft verschillende inspecteurs in den lande: zij herhaalt haar verzoek om een hoorzitting alsmede inzage van stukken.
15/9/11: Gemachtigde schrijft wederom aan de heer [G] van het Ministerie: zij verzoekt tot het komen van werkafspraken, omdat overleg met de Inspecteur tot niets heeft geleid.
18/11/11: De inspecteur te [B], de heer [H], schrijft de gemachtigde. Hij verzoekt haar om in overleg te treden ten aanzien van alle lopende bezwaarprocedures.
23/11/11: Gemachtigde beantwoordt de brief met een schrijven bevattende de volgende passages:
“(…)
Uit uw brief leid ik af dat de belastingdienst en het Ministerie inmiddels bereid zijn mee te denken over een goede afhandeling van de bezwaarschriften. Dat is goed om te lezen. Ook wij achten het in het grootste belang dat alle partijen ruimschoots de gelegenheid krijgen hun standpunten kenbaar te maken. Bij deze bericht ik u dat ik, ondanks dat vastgesteld moet worden dat u reeds in gebreke bent ten aanzien van de beslissing op de bezwaarschriften, uiteraard bereid ben met u in overleg te treden.
Bij dat overleg zal tevens aanwezig zijn mijn kantoorgenoot en vennoot [J]. Echter, in verband met het feit dat ik vanaf 28 november tot 12 december afwezig ben (…) zal het overleg niet eerder dan 23 december kunnen plaatsvinden. Wij zijn gaarne bereid vlak voor kerst of de periode tussen kerst en Oud en Nieuw, met u te overleggen, Mocht dit echter niet in uw agenda passen, dan zouden wij u graag op ons kantoor verwelkomen op maandag 9, dinsdag 10 of vrijdag 13 januari
(…)”.
25/11/11: De Inspecteur (de heer [H]) reageert per brief:
“(…)
Ik neem aan, maar had graag zo spoedig mogelijk gehoord als ik dat verkeerd interpreteer, dat dit géén formele ingebrekestelling betreft. Ik ben nl. in dat geval verplicht om de bezwaren waarbij de behandeltermijn verstreken is alsnog binnen twee weken af te werken. Dat lijkt mij tegenstrijdig met ons komende gesprek.
Verder verzoek ik u, omdat het +/- 360 bezwaren betreffen die in diverse regio’s ingediend zijn, mij een overzicht te verstrekken van de door u ingediende bezwaren.
Dat zou onze communicatie met de betreffende regio’s vergemakkelijken en dan weten wij ook precies over welke belanghebbenden we het in ons komende gesprek hebben. We kunnen dan in de betreffende regio controleren of ook daar e.e.a. in behandeling is en ze in de afdoening even de uitkomst van ons gesprek afwachten.
Om te voldoen aan de Awb-termijnen, verzoek ik u in te stemmen om de uiterste afhandeldatum vooralsnog vast te stellen op 1 maart 2012.
(…)”
15/12/11: Gemachtigde antwoordt:
“(…)
Ik denk niet dat in geschil is dat de Belastingdienst formeel in gebreke is met het doen van een uitspraak op bezwaar aangezien de bezwaarschriften toch al ruim 4 tot 5 maanden in behandeling zijn bij de Belastingdienst. De verstreken termijn is ons en daarmee onze cliënten niet aan te rekenen. Reeds in een vroeg stadium hebben wij verzocht om overleg met de Belastingdienst. Aangezien op dit verzoek niet werd ingegaan, zagen wij ons genoodzaakt een klacht in te dienen (…). Bij brief d.d. 7 september heeft de heer [G] ons bericht dat de bezwaarschriften niet zouden worden aangehouden maar voortvarend, met inachtneming van alle waarborgen die belanghebbenden toekomen, worden afgedaan. Telefonisch heeft de heer [G] mij medegedeeld dat die afhandeling gecoördineerd zou plaatsvinden. (…) Ondanks ons herhaaldelijke verzoek om een voortvarende afhandeling heeft het vervolgens nog ruim twee maanden geduurd voordat ik bericht van u ontving over de gecoördineerde afhandeling, waarover de heer [G] berichtte.
(…) De door u geciteerde zin, die mijns inziens voor zich spreekt en die u kennelijk ook als zodanig heeft opgevat, betreft derhalve een formele ingebrekestelling. U schrijft dat u in dat geval genoodzaakt bent de bezwaren waarbij de behandeltermijn verstreken is alsnog binnen 2 weken af te werken. Ik kan mij die overweging voorstellen.
Daarbij kunt u niet voorbij gaan aan nog twee rechten namelijk: (I) het recht te worden gehoord alsmede (II) het recht op inzage in alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
(…) Ik betwijfel of uw standpunt dat onze ingebrekestelling tegenstrijdig is met het komende gesprek een juiste constatering is. Zoals gezegd is in september reeds de toezegging gedaan dat de bezwaarschriften voortvarend zouden worden behandeld. Als direct uitvoering aan die toezegging was gegeven, had de praktische gang van zaken met betrekking tot de bezwaarschriften, waar u in uw brief naar verwijst en waar wij op 10 januari over komen te spreken, reeds geruime tijd afgehandeld kunnen zijn en was het mogelijk niet tot een ingebrekestelling gekomen.
(…)”
21/12/11: Gemachtigde schrijft de Inspecteur als reactie op een tijdens haar afwezigheid door haar secretaresse aangenomen boodschap. De Inspecteur zou toch vóór Oud en Nieuw een bespreking kunnen houden, zo begrijpt zij, maar inmiddels is haar agenda volgelopen. Zij stemt in met een afspraak op 10 januari 2012, maar dat is wat haar betreft
nieteen “officiële” hoorzitting.
10/1/12: Gemachtigde en de Inspecteur hebben een gesprek over de praktische gang van zaken.
18/1/12: Gemachtigde schrijft aan de Inspecteur (kantoor Maastricht, de heer [D]). Zij herhaalt haar verzoek tot inzage van stukken. Pas daarna kan, zo schrijft zij, een nadere motivering worden ingediend en kan een hoorzitting worden gepland.
26/1/12: Gemachtigde dient een “voorlopige” nadere motivering van de bezwaarschriften in. In de brief stelt zij dat zij, bij gebrek aan inzicht in alle stukken, nog altijd de bezwaarschriften “niet behoorlijk c.q. volledig” kan motiveren. Tevens bevat de brief de volgende passage:
“(…)
Ten slotte hebben wij tijdens onze bespreking op 10 januari jl. gesproken over de dwangsom, waarover reeds vóór onze bespreking van 10 januari intensief was gecorrespondeerd. U gaf tijdens onze bespreking te kennen dat de ingebrekestelling die wij op 23 november hebben uitgevaardigd ongericht is en dat de ingebrekestelling derhalve officieel op 10 januari, de dag van onze bespreking is geschied. Immers, zo stelde u, had de ingebrekestelling naar de eenheid die ten aanzien van de betreffende belastingplichtigen(n) bevoegd was moeten worden gestuurd.
Zoals u zult begrijpen kunnen wij ons daarin niet vinden. Aan het begin van onze bespreking heeft de heer [L] medegedeeld dat reeds een inventarisatie was gemaakt en dat daaruit is gebleken dat het om meer dan 400 bezwaarschriften zou gaan. U heeft mij daarna ook telefonisch bevestigd dat, vóór onze bespreking van 10 januari jl., bij de diverse eenheden navraag is gedaan naar het aantal bezwaarschriften dat door ons kantoor is ingediend. Dat betekent dat u op 10 januari reeds op de hoogte was namens wie wij de bezwaarprocedure voeren. Van een ongerichte ingebrekestelling kan derhalve geen sprake zijn.
(…)”
6/2/12: Gemachtigde schrijft de Inspecteur (kantoor Maastricht, de heer [E]): zij herhaalt haar verzoek om stukken.
16/2/12: De Inspecteur schrijft gemachtigde dat er geen nadere op de zaak betrekking hebbende stukken zijn.
24/2/12: Gemachtigde schrijft de Inspecteur. De brief bevat de volgende passage:
“U (ontkent) dat (uw collega) te kennen heeft gegeven dat de ingebrekestelling officieel op de dag van onze bespreking is geschied. Ook deze mededeling nemen wij vooralsnog voor kennisgeving aan. Ik bericht u echter hierbij dat dit voor ons de doorslag heeft gegeven een klachtenprocedure te starten. (…)”
22/3/12: De hoorzitting vindt plaats.
30/3/12: De Inspecteur zendt gemachtigde het verslag van de hoorzitting.
13/4/12: Gemachtigde reageert op het verslag.
16/5/12: Brief van de Inspecteur aan gemachtigde: de bezwaarschriften zullen binnenkort worden afgewezen.