In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van aanmaningskosten en kosten van betekening van dwangbevelen, opgelegd door de Ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de kosten die in rekening waren gebracht na het uitvaardigen van dwangbevelen voor navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting. De Rechtbank had eerder geoordeeld dat de aanmaningen voortijdig waren verzonden, waardoor de kosten van betekening niet rechtsgeldig konden worden berekend. Het Hof bevestigde deze uitspraak en oordeelde dat de Ontvanger ten onrechte had aangemaand terwijl er een administratief beroep aanhangig was. Het Hof stelde vast dat de belanghebbende niet rechtsgeldig was aangemaand, wat betekende dat de kosten van betekening ook niet rechtsgeldig konden worden berekend. De uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd, en de Ontvanger werd veroordeeld tot betaling van de kosten van het geding. Het Hof benadrukte dat de bestuursrechter bevoegd is om te oordelen over de rechtmatigheid van de in rekening gebrachte kosten in het kader van invorderingswerkzaamheden, en dat de Ontvanger bij het doorzetten van invorderingsmaatregelen rekening moet houden met de belangen van de belastingplichtige, vooral wanneer er een administratief beroep aanhangig is.