Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
In de brief van 14 maart 2012 is ook beroep ingediend betreffende een tweetal beschikkingen, waarbij de echtgenote van belanghebbende aansprakelijk is gesteld, welke beroepen bij de Rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 12/1240 en 12/1247.
Ter zake van de voor belanghebbende ingestelde beroepen heeft de griffier van de Rechtbank van hem eenmaal in de zaak met nummer 12/1255 een griffierecht van € 42 geheven.
De Rechtbank heeft de beroepen van belanghebbende bij in één geschrift vervatte uitspraken ongegrond verklaard.
In de brief van 20 oktober 2013 is ook hoger beroep ingediend betreffende de twee ten name van de echtgenote van belanghebbende gestelde beschikkingen, welke hoger beroepen bij het Hof zijn geregistreerd onder de kenmerken 13/1055 en 13/1056. Ter zake van de voor belanghebbende ingestelde hoger beroepen heeft de griffier van het Hof van hem eenmaal in de zaak met kenmerk 13/01057 een bedrag van € 118 aan griffierecht geheven.
De Ontvanger heeft een verweerschrift ingediend.
.
2.Feiten
De echtgenote van belanghebbende is verpleegkundige van beroep.
Belanghebbende en zijn echtgenote hebben geen opleiding genoten op financieel gebied.
Van dit onderzoek is met dagtekening 17 mei 2011 per onderzochte vennootschap een rapport opgesteld, welke rapporten tot de stukken van het geding behoren. In elk rapport is geconcludeerd, dat sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur.
€ 5.190
€ 16.361
€ 37.862
€ 399.058
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Ontvanger is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De Ontvanger concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
In het arrest van 4 februari 2011, nr. 09/03451, ECLI:NL:HR:2011:BP2982 (hierna: het arrest 09/03451), heeft de Hoge Raad overwogen, dat nadat een mededeling van betalingsonmacht is gedaan, deze haar geldigheid behoudt, zolang nog sprake is van een betalingsachterstand. Hieruit volgt, dat de mededeling van betalingsonmacht tijdig is gedaan ten aanzien van de belastingschulden, waarvoor belanghebbende aansprakelijk is gesteld. Voorts is het Hof van oordeel dat de mededeling ook betreft de onder 2.16 vermelde aansprakelijkheidsschuld.
Belanghebbende en zijn echtgenote bestrijden dat er door hen geen of te weinig toezicht is gehouden. Zij wijzen erop, dat men mag verwachten dat degenen, die voldoende gekwalificeerd zijn om een bepaalde, betaalde, financiële functie, zowel intern als extern, ten behoeve van het concern te bekleden, de leiding van het bedrijf tijdig informeren, alsmede dat zij aan die leiding de juiste cijfers en bedrijfsgegevens verstrekken.
Voorts kan in deze situatie van belanghebbende, en eveneens van de echtgenote van belanghebbende, naar het oordeel van het Hof, anders dan de Ontvanger kennelijk meent, niet worden verlangd, dat hij - door de Belastingdienst achteraf, na het faillissement, daarom gevraagd - afdoende verklaringen moeten kunnen geven over de onderbouwing en specificatie van in de administratie opgenomen afzonderlijke posten, zoals het onderhanden werk en de opbouw van beheersvergoedingen. In elk geval kan niet uit het uitblijven van de antwoorden op de achteraf aan hen, als leken op financieel gebied, gestelde vragen op dat gebied niet worden afgeleid dat zij bestuur kennelijk onbehoorlijk hebben uitgeoefend.
Gelet op deze feiten en omstandigheden en omdat de Ontvanger voorts niet meer concreet heeft aangegeven, wat een redelijk denkend bestuurder in dezelfde omstandigheden als belanghebbende en zijn echtgenote anders had gedaan teneinde wel behoorlijk controle en toezicht te houden op de betreffende aangelegenheden, waaronder de loonbelasting- en omzetbelastingverplichtingen, ziet het Hof in hetgeen de Ontvanger ter zake heeft betoogd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel, dat belanghebbende en zijn echtgenote zodanig ernstig zijn tekortgeschoten in hun controlerende en toezichthoudende taak, dat om die reden sprake zou zijn van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Hieraan voegt het Hof nog toe dat gesteld noch gebleken is dat sprake is van onjuiste of onvolledig ingediende loonbelasting- of omzetbelastingaangiften.
5.Beslissing
- verklaartde hoger beroepen gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Rechtbank;
- verklaartde beroepen gegrond;
- vernietigtde uitspraken van de Ontvanger;
- vernietigtde beschikkingen aansprakelijkstelling; en
- gelastdat de Ontvanger aan belanghebbende het door hem ter zake van de behandeling van de beroepen bij de Rechtbank en de hoger beroepen bij het Hof betaalde griffierecht van, in totaal, € 160 vergoedt.