In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg, die op 12 juni 2013 een beroep van belanghebbende tegen de aanslagen in de afvalstoffenheffing en de rioolrechten gegrond verklaarde. De aanslagen waren opgelegd door de Heffingsambtenaar van de gemeente Venlo, waarbij zowel belanghebbende als zijn toenmalige echtgenote als belastingplichtigen waren aangemerkt. De Heffingsambtenaar had de aanslagen conform beleidsregels opgelegd, waarbij selectie op geslacht en leeftijd plaatsvond. Belanghebbende stelde dat deze beleidsregels discriminatoir waren en dat de aanslagen niet terecht aan hem waren opgelegd.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch heeft op 29 oktober 2014 uitspraak gedaan in deze zaak. Het Hof oordeelde dat de Heffingsambtenaar niet in strijd met beginselen van behoorlijk bestuur had gehandeld. De beleidsregels waren kenbaar en de Heffingsambtenaar had de bevoegdheid om de aanslagen op te leggen aan een van de bewoners van de onroerende zaak. Het Hof bevestigde dat er geen sprake was van willekeur of discriminatie, en dat de aanslagen terecht aan belanghebbende waren opgelegd. Het hoger beroep van belanghebbende werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank werd bevestigd.
De uitspraak benadrukt het belang van beleidsregels in het belastingrecht en de bevoegdheid van de Heffingsambtenaar om belastingplichtigen aan te wijzen in situaties waar meerdere gebruikers van een onroerende zaak zijn. Het Hof concludeerde dat de Heffingsambtenaar correct had gehandeld en dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of om proceskosten te vergoeden.