Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant],wonende te [woonplaats],
[appellante],wonende te [woonplaats],
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 2],wonende te [woonplaats],
3.[geïntimeerde 3],wonende te [woonplaats],
[geïntimeerde 4],wonende te [woonplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknummer 224302 / HA ZA 11-44)
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
willen we vermelden dat we geen toestemming geven om extra c.q. nieuwe ontsluitingen te realiseren, waarbij de groenstrook moet worden aangepast en beplanting moet worden aangepast dan wel moet verdwijnen.
primaireen verklaring voor recht dat een buurweg in de zin van artikel 719 BW (oud) is ontstaan ten aanzien van voormeld perceel van [appellanten] op de hierboven onder 3.1.d. omschreven strook grond,
subsidiaireen verklaring voor recht dat een erfdienstbaarheid is ontstaan ten laste van voormeld perceel van [appellanten] en ten behoeve van voormeld perceel van [geïntimeerden 1 en 2]. op de hierboven onder 3.1.d. omschreven strook grond;
– kort gezegd – gevorderd
primaireen verklaring voor recht dat door verjaring een erfdienstbaarheid van weg is ontstaan ten laste van voormeld perceel van [appellanten] en ten behoeve van voormeld perceel van [geïntimeerden 3 en 4] op de hierboven onder 3.1.d. omschreven strook grond
subsidiaireen verklaring voor recht dat een recht van buurweg in de zin van artikel 719 BW (oud) bestaat ten aanzien van voormeld perceel van [appellant] op de hierboven onder 3.1.d. omschreven strook grond;
“Voetpaden, dreven of wegen aan verscheiden geburen gemeen, en welke hun tot eenen uitweg dienen, kunnen niet dan met gemeene toestemming worden verlegd, vernietigd of tot een ander gebruik gebezigd, dan waartoe dezelve zijn bestemd geweest.”[appellanten] hebben benadrukt dat [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] zowel te voet als per auto hun percelen ook via de achterzijde kunnen bereiken via de daar aanwezige achterontsluiting. Het enige vermeende obstakel is het door hen zelf geplaatste hek. Dit hek kan daarom geen (gegronde) reden vormen om geen gebruik te maken van de achterontsluiting. De gemeente heeft blijkens de hierboven onder 3.1.o. vermelde brief van 31 mei 2012 geen bezwaar tegen gebruik van deze achterontsluiting, zo hebben [appellanten] gesteld.
“(…) Met [eigenaar 1] heb ik geen contact over de uitweg gehad. Hij heeft er niets over gezegd. Ik ben de uitweg wel blijven gebruiken. Ik dacht dat het gemeentegrond was en stond er niet bij stil. [eigenaar 1] heeft mij terloops weleens gezegd dat hij niets met dat stuk grond kon, omdat er een uitweg op was gevestigd. Over mijn gebruik van de uitweg hebben we echter in het geheel niet gesproken. (…)”De stelling van [geïntimeerden 1 en 2]. dat sprake is geweest van een bestemmingshandeling, omdat genoemde [eigenaar 1] destijds met [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] heeft afgesproken dat [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] gebruik konden maken van de uitweg, is met deze verklaring door [geïntimeerde 1] zelf zodanig weersproken dat deze bij gebrek aan eenduidigheid wordt verworpen.
“(…) De rechter neemt de plaatselijk gesteldheid op en constateert het volgende. (…) Vanaf de parkeerplaats van Fitland, eigendom van de gemeente [woonplaats], loopt een verharde uitweg naar het erf [straatnaam 1][huisnummer 3]. Deze uitweg is vanaf de parkeerplaats gezien naar de rechterzijde uitgebreid in de richting van het erf van [geïntimeerde 1]. Het is mogelijk met een auto vanaf deze uitweg naar de achterkant van de erven van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] te rijden. De doorgang tussen de muur van de garage op het erf [straatnaam 1][huisnummer 3] en een daar aanwezige boom is ruim genoeg. De auto moet dan wel voor een klein gedeelte (ongeveer 70 cm) door het groenperk dat voor de boom ligt rijden. Het is mogelijk via deze uitweg de garages van [geïntimeerde 1] en [geïntimeerde 3] te bereiken, maar het inrijden daar naar toe is niet gemakkelijk. (…)”[appellanten] hebben deze stellingen en constateringen – en daarmee het daaruit voortvloeiende belang van [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] – onvoldoende concreet en onvoldoende feitelijk onderbouwd weersproken, zodat het hof daarvan uitgaat. De door [appellanten] gestelde mogelijkheid voor [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] hun garages via de achterzijde van hun percelen te bereiken is onvoldoende inzichtelijk gemaakt en daarmee te veel in het vage gebleven. De belangen over en weer wegend oordeelt het hof dat het belang van het gebruik van de uitweg voor [geïntimeerden 1 en 2]. en [geïntimeerden 3 en 4] boven de door [appellanten] gestelde belangen gaat. De grieven falen derhalve voor zover daarmee een beroep op misbruik van bevoegdheid is gedaan.