De stichting en Twijzel hebben de vordering bestreden.
Na een comparitie van partijen, twee tussenvonnissen van 16 augustus 2000 en 14 februari 2001 alsmede een descente, heeft de rechtbank bij eindvonnis van 20 maart 2002 voor recht verklaard dat ten laste van het perceel van [verweerder 2] (verweerder in cassatie sub 2) geen erfdienstbaarheid rust. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen de vonnissen van de rechtbank hebben [verweerder] c.s. hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden.
Na een tussenarrest van 21 januari 2004 heeft het hof bij eindarrest van 28 juli 2004 als volgt beslist:
"De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep voor zover daarbij [verweerster 1], [verweerster 3] en [betrokkene 1] in hun vorderingen zijn ontvangen;
vernietigt het vonnis van 20 maart 2002 waarvan beroep voor zover de vorderingen van [verweerder 2], zoals hiervoor omschreven onder 18, 19 en 20 zijn afgewezen en [verweerder 2] in de kosten van het geding in eerste aanleg is veroordeeld;
en opnieuw rechtdoende:
verklaart [verweerster 1], [verweerster 3] en [betrokkene 1] alsnog in hun in eerste aanleg ingestelde vorderingen niet-ontvankelijk;
verklaart [verweerster 1] en [verweerster 3] niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
verbiedt de stichting en Twijzel ieder voor zich het perceel kadastraal bekend [A 001] (voorheen [A 002]) te gebruiken of te doen gebruiken voor het komen en gaan, op welke wijze dan ook, van en naar het perceel kadastraal bekend [A 003] (voorheen [A 004]);
veroordeelt de stichting en Twijzel ieder voor zich om, na betekening van het ten deze te wijzen arrest, aan [verweerder 2] een dwangsom van € 450,-- te voldoen voor iedere keer dat niet wordt voldaan aan de ingevolge de hiervoor uitgesproken veroordelingen, met dien verstande dat het totaal van het door ieder der geïntimeerden afzonderlijk te verbeuren bedrag wordt vastgesteld op € 20.000,--;
veroordeelt de stichting om mee te werken aan het op gezamenlijke kosten met [verweerder 2] creëren van een deugdelijke erfafscheiding zodat de grens tussen de percelen [A 001] en [003] voor een ieder, in het bijzonder de leveranciers en clientèle van zowel [verweerder 2] en Twijzel, voldoende duidelijk is;
veroordeelt de stichting en Twijzel jegens [verweerder 2] in de kosten van het geding in beide instanties en begroot die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 2]:
in eerste aanleg op € 52,81 aan verschotten en € 2.340,-- aan salaris voor de procureur, in hoger beroep op € 98,40 aan verschotten en € 1.156,50 aan salaris voor de procureur;
veroordeelt [verweerster 1] en [verweerster 3] in de kosten van het geding in hoger beroep jegens de stichting en Twijzel worden veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot die tot aan deze uitspraak op € 230,-- aan verschotten en € 1.156,50 aan salaris voor de procureur;
bekrachtigt de bestreden vonnissen voor het overige;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders door [verweerder 2] gevorderde."