ECLI:NL:GHSHE:2014:2159
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- J.Th. Begheyn
- S. Riemens
- P.M. Arnoldus-Smit
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling restschuld na beëindiging effectenlease-overeenkomsten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juli 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering van Dexia Nederland B.V. tegen een man, hierna aangeduid als [geïntimeerde]. De zaak betreft een vordering tot betaling van een restschuld na de tussentijdse beëindiging van effectenlease-overeenkomsten. Dexia, de rechtsopvolger van Bank Labouchere N.V., had met [geïntimeerde] zes overeenkomsten tot effectenlease gesloten. Na beëindiging van deze overeenkomsten op 14 november 2005, vorderde Dexia een bedrag van € 15.784,25, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Het hof heeft de procedure in eerste aanleg en de grieven van Dexia in hoger beroep beoordeeld. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat Dexia geen aanspraak kon maken op betaling van de resterende termijnen na de beëindiging van de overeenkomsten, wat leidde tot een lagere restschuld van € 6.476,08. Dexia heeft in hoger beroep betoogd dat deze beslissing onjuist was en dat zij recht had op de volledige vordering. Het hof heeft vastgesteld dat Dexia in beginsel recht heeft op nakoming van de contractuele verplichtingen van [geïntimeerde]. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de kantonrechter vernietigd en de vordering van Dexia toegewezen tot een bedrag van € 15.451,25, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 29 november 2005. Tevens is [geïntimeerde] veroordeeld in de proceskosten van beide instanties. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van partijen in effectenlease-overeenkomsten en de gevolgen van tussentijdse beëindiging.