Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Ondergetekenden:
De heer [E];
De heer [H];
Aandeelhouder” en gezamenlijk te noemen: “
Aandeelhouders” dan wel “Partijen”;
Rekenmodel ter bepaling van de koopsom van het onroerend goed
21.5
1,00%
113.4
80.100 20.140 100.240 77.061
2.432.221
22.369
1,00%
117.981
83.336 11.844 95.180 81.287
2.364.263
23.272
1,00%
122.748
86.703 3.870 90.573 85.932
2.284.992”
59075.18
369997.18”.
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
De Inspecteur concludeert tot een bevestiging van uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
plus€ 372.962 (aan overrendement). In het hoger beroepschrift, pagina 6/10, heeft belanghebbende aangevoerd dat de huurovereenkomst doorliep tot 30 maart 2010, derhalve tot zeven maanden na levering. Gelet op die korte huurperiode veronderstelt belanghebbende dat het verschil tussen de waarde in verhuurde staat en de waarde in vrije staat nagenoeg nihil zal zijn, hetgeen betekent dat de prijs, die belanghebbende voor het bedrijfspand moest betalen, gebaseerd is op de waarde in het economische verkeer. Het Hof heeft begrepen, en dat als zodanig ter zitting vastgesteld, dat belanghebbende bedoelt te stellen dat de afzonderlijke betaling van € 310.922 derhalve niet ziet op de tegenprestatie, maar op ‘iets anders’, zijnde het door belanghebbende gestelde optierecht.
3. Proceskosten en griffierecht
5.Beslissing
verklaarthet hoger beroep gegrond;
vernietigtde uitspraak van de Rechtbank behoudens de beslissing betreffende de
verklaarthet bij de Rechtbank ingesteld beroep gegrond;
bevestigtde uitspraak van de Inspecteur;
gelastdat de Inspecteur aan belanghebbende het door deze ter zake van de behandeling van het hoger beroep bij het Hof betaalde griffierecht ten bedrage van € 478 vergoedt; en
veroordeeltde Inspecteur in de kosten van het geding bij de Rechtbank en bij het Hof aan de zijde van belanghebbende vastgesteld op, in totaal, € 1.948
wijstde Staat aan als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden.