Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep en bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
[D]waren gefactureerd over 2010 inclusief omzetbelasting.
In het arrest Maria Karageorgou is in rechte vastgesteld dat Maria Karageorgou als werknemer niet belastingplichtig was voor de omzetbelasting en dat haar werkgever als overheidsinstantie geen aftrek van voorbelasting had. In het onderhavige geval staat het ondernemerschap voor de omzetbelasting vast van zowel belanghebbende, als van [D]. Dit leidt ertoe dat bij [D] aanspraak bestaat op aftrek van voorbelasting, waardoor het beroep op toepassing van het arrest Maria Karageorgou evenmin slaagt.
Het arrest LVK- 56 heeft, in tegenstelling tot de onderhavige situatie, betrekking op het aftrekrecht van de ontvanger van de factuur. Gelet op het arrest LVK - 56 moet artikel 37 van de Wet OB zo worden uitgelegd, dat een persoon de omzetbelasting verschuldigd is die hij op een factuur heeft vermeld, ongeacht of werkelijk een belastbare prestatie is verricht, en kan de bij artikel 37 van de Wet OB vastgestelde verplichting niet worden geacht aan de aldus verschuldigde omzetbelasting het karakter van een sanctie te verlenen. Dat in deze procedure vaststaat, dat de onderhavige aflossingen geen prestaties zijn in de zin van de Wet OB, doet aan de toepassing van artikel 37 van de Wet OB niet af. Voorts maakt deze toepassing niet dat sprake is van een sanctie jegens belanghebbende. Belanghebbendes beroep op dit arrest faalt eveneens.
5.Beslissing
- verklaarthet hoger beroep ongegrond;
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank; en
- veroordeeltde Inspecteur in een tegemoetkoming in de kosten van het geding bij het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op een bedrag van € 974.