ECLI:NL:HR:2013:BZ5148
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag omzetbelasting en verantwoordelijkheden van de inspecteur
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 maart 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De belanghebbende, Fiscale eenheid X B.V., had over de periode van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 een naheffingsaanslag ontvangen, samen met een boete en heffingsrente. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de naheffingsaanslag en de beschikking inzake heffingsrente, terwijl de boete werd verminderd. De Rechtbank te Haarlem verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof te Amsterdam. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank, waarop de belanghebbende cassatie aantekende.
De Hoge Raad oordeelde dat de Inspecteur niet verplicht was om eerst een naheffingsaanslag op te leggen aan de opsteller van de factuur voordat hij de omzetbelasting bij de afnemer, in dit geval de belanghebbende, nahefde. Het Hof had terecht geoordeeld dat de verleggingsregeling van artikel 12, lid 4, van de Wet op de omzetbelasting 1968 van toepassing was, waardoor de belanghebbende geen recht had op aftrek van de ten onrechte in rekening gebrachte omzetbelasting. De Hoge Raad bevestigde dat de Inspecteur de in aftrek gebrachte omzetbelasting terecht bij de belanghebbende had nageheven, vooral omdat het aannemelijk was dat naheffing bij de opsteller van de factuur geen effect zou hebben.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de rechtsontwikkeling met betrekking tot de verantwoordelijkheden van de Inspecteur bij naheffingsaanslagen en de rechten van afnemers van facturen.