Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
Inleiding
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Jurispr.blz. I-11531, punt 55) alsmede de bestrijding van belastingfraude (zie met name arrest van 11 oktober 2007, ELISA, C-451/05,
Jurispr.blz. I-8251, punt 81) dwingende redenen van algemeen belang vormen, die een beperking van de uitoefening van de door het EG-Verdrag gegarandeerde vrijheden van verkeer kunnen rechtvaardigen.
ex nuncbenadering echter onjuist. Waar het om gaat, is of de Inspecteur
ex tuncbeschouwd, dus beoordeeld op het moment dat hij geconfronteerd werd met de taak om de benodigde gegevens voor het opleggen van de aanslag te verzamelen en vervolgens de aanslag op te leggen, zijn taak voortvarend ter hand heeft genomen. Daarbij geldt dat hij een redelijke vrijheid heeft bij het inrichten en prioriteren van zijn werkzaamheden. Het Europeesrechtelijke evenredigheidsbeginsel vereist niet dat men een strengere toets aanlegt.
gemiddeldlagere doorlooptijd, (iv) het nut van een projectmatige aanpak voor het, waar nodig, schatten van het verzwegen vermogen en inkomen. Al deze omstandigheden rechtvaardigden een centrale aansturing teneinde de eenheid van beleid en uitvoering alsmede de rechtsgelijkheid te waarborgen. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur, gelet op de door hem aangevoerde redenen voor een projectmatige aanpak, de grenzen van voormelde keuzevrijheid niet overschreden.
hijniet wist dat in het buitenland aangehouden inkomen en vermogen behoort te worden aangegeven. Belanghebbende heeft weliswaar als reden aangevoerd dat hij in Luxemburg een hoge rente ontving, maar deze reden zegt niets over de vraag of hij wist dat hij die hoge rente diende aan te geven.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond;
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.