ECLI:NL:GHSHE:2013:5476

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 november 2013
Publicatiedatum
19 november 2013
Zaaknummer
HD 200.121.519_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden en uitleg van de Cao met betrekking tot ontslagvergoeding en wachtgeldregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen Stichting Palet, die in liquidatie is, naar aanleiding van een ontslag dat plaatsvond wegens bedrijfseconomische omstandigheden. [appellant], die sinds 1978 in dienst was bij Stichting Palet, werd per 1 januari 2012 ontslagen. Het UWV had toestemming gegeven voor het ontslag, en de arbeidsovereenkomst werd beëindigd met toepassing van het Sociaal Plan van Stichting Palet. De Cao Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening was van toepassing, waarin bepalingen stonden over ontslagvergoedingen en wachtgeldregelingen. De kern van het geschil betreft de vraag of [appellant] naast zijn aanspraken op basis van de wachtgeldregeling ook recht heeft op een ontslagvergoeding van één vierde maandsalaris per dienstjaar, zoals vermeld in de Cao. Het hof heeft de bepalingen van de Cao en het Sociaal Plan zorgvuldig beoordeeld. Het hof concludeert dat de uitleg van de Cao en het Sociaal Plan zodanig is dat de werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen, geen recht hebben op een ontslagvergoeding. De grieven van [appellant] worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij [appellant] wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.121.519/01
arrest van 19 november 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. R.H.G. Evers,
tegen
Stichting Palet, Adviseurs Diversiteit in liquidatie,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. I. Witte,
op het bij exploot van dagvaarding van 30 januari 2013 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank ’s-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van 1 november 2012 tussen appellant – [appellant] – als eiser en geïntimeerde – Stichting Palet – als gedaagde.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 817790 / 12-2905)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met negen producties;
- de memorie van antwoord.
Partijen hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In dit hoger beroep kan van de volgende feiten worden uitgegaan.
4.1.1.
[appellant], geboren op [geboortedatum] 1952, is met ingang van 1 november 1978 in dienst
getreden bij Stichting Palet. Hij was daar laatstelijk werkzaam als adviseur voor 38 uur per week tegen een bruto maandsalaris van € 4.702,-- exclusief vakantietoeslag en dertiende maand.
4.1.2.
In verband met de beëindiging van haar activiteiten per 1 januari 2012 heeft Stichting Palet op 31 mei 2011 aan het UWV toestemming verzocht om de dienstbetrekking met [appellant] op te zeggen. Het UWV heeft deze toestemming op 5 juli 2011 verleend. Bij brief van 11 augustus 2011 heeft Stichting Palet de arbeidsovereenkomst met [appellant] per 1 januari 2012 opgezegd. In de brief staat vermeld dat op het ontslag het Sociaal Plan Beëindiging van Stichting Palet van toepassing is.
4.1.3.
Op de arbeidsovereenkomst met [appellant] was van toepassing de CAO Welzijn &
Maatschappelijke Dienstverlening 2008-2011, hierna: de Cao. De Cao is van 30 juni 2011 t/m 31 december 2011 (Stc. 2011, nr. 9829) algemeen verbindend verklaard geweest.
4.1.4.
De Cao bevat onder meer de volgende bepalingen:
“11.6 Financiële aanspraken bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden
1. De wachtgeldregeling uit de CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening 2007-2008 (artikel 3.2) komt per 1-1-2009 te vervallen. De overgangsregeling is opgenomen in Bijlage 9, overgangsregeling 9.2.
2 Bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden ontvangt de werknemer een ontslagvergoeding. Werknemers tot 50 jaar ontvangen een ontslagvergoeding van één-zesde maandsalaris per dienstjaar. Werknemers van 50 jaar en ouder ontvangen een ontslagvergoeding per dienstjaar van één-vierde maandsalaris.
3 De werknemer ontvangt een aanvulling op de WW. Voor de berekening van de duur van de aanvulling wordt de volgende systematiek toegepast:
a De totale duur van de aanvullingsperiode is gerelateerd aan de ww-duur van de werknemer en gemaximeerd op 38 maanden.
(..).”
4.1.5.
Bijlage 9 ‘Overgangsregelingen’ bij de Cao, hierna ook: de Bijlage, houdt de
volgende regeling in:
“9.2 Wachtgeld
1. Voor de overgang van de wachtgeldregeling naar de in artikel 11.6 van de CAO bedoelde regeling gelden de volgende afspraken voor werknemers, die op grond van de in artikel 3.2 van de CAO 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L (..) genoemde redenen tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld:
(..)
b Voor de werknemer die op grond van de in artikel 3.2 van de CAO 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L) genoemde redenen tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld, die op 1 mei 2007 in dienst was en die op 1 januari 2009 50 jaar en ouder maar jonger dan 55 jaar is, geldt in aanvulling op en in afwijking van artikel 11.6:
- Als voor de werknemer recht op aanvulling WW ontstaat, is dit recht niet beperkt tot de duur van de WW, maar tot 48 maanden. (..)
- De werknemer ontvangt een extra ontslagvergoeding van 1 maandsalaris.
c Voor de werknemer die op grond van de in artikel 3.2 van de CAO 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L) genoemde redenen tot ontslag recht zou hebben op wachtgeld, die op 1 mei 2007 in dienst was en op 1 januari 2009 55 jaar of ouder is blijft de wachtgeldregeling van kracht overeenkomstig het gestelde in Uitvoeringsregeling L Wachtgeld van de CAO 2007-2008.
(..)”
4.1.6.
In verband met het besluit de werkzaamheden van Stichting Palet te beëindigen, is
tussen Stichting Palet en de Vereniging ABVAKABO FNV het ‘Sociaal Plan Beëindiging Stichting Palet’ overeengekomen, hierna: het Sociaal Plan. Dit Sociaal Plan was van toepassing van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011, met dien verstande dat individuele financiële rechten en faciliteiten die gedurende de looptijd van dit plan zijn ontstaan, ook na die datum voor werknemers van kracht blijven (artikel 10). In het Sociaal Plan wordt verwezen naar de Cao. Het Sociaal Plan kende onder meer de navolgende bepalingen:
“7. Voorkoming onbillijkheid
In gevallen, waarin deze overeenkomst leidt tot een onbillijke situatie voor de werknemer, zullen partijen bij deze overeenkomst in een voor de werknemer gunstige zin van dit sociaal plan afwijken. Het ter beoordeling voorleggen van een zodanige situatie kan uitsluitend plaatsvinden door een der partijen bij deze overeenkomst.”
“14. Premie bij vroegtijdig vertrek
De werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die zelf ontslag neemt op een datum gelegen vóór 1 januari 2012 ontvangt van de werkgever een uitkering ineens ter grootte van één-zesde maandsalaris per dienstjaar voor werknemers tot 50 jaar óf één-vierde maandsalaris per dienstjaar voor werknemers van 50 jaar en ouder.
Indien een premie vroegtijdig vertrek is uitgekeerd, vervalt het recht op een ontslaguitkering overeenkomstig artikel 11.6 uit de cao W&MD, wanneer aansluitend op een dienstverband voor bepaalde tijd bij een nieuwe werkgever er sprake is van een recht op aanvulling WW overeenkomstig artikel 15 lid 5 van dit sociaal plan.
Voor medewerkers die op 1 januari 2009 55 jaar of ouder waren en vallen onder CAO W&MD 2008-2011 bijlage 9.2 lid c (Uitvoeringsregeling L Wachtgeld), wordt de premie bij vroegtijdig vertrek gemaximeerd op 3 maandsalarissen. Voor deze medewerkers is er geen sprake van verrekening met het wachtgeld wanneer ze aansluitend op een dienstverband voor bepaalde tijd bij een nieuwe werkgever alsnog aanspraak maken op wachtgeld overeenkomstig artikel 15 lid 5.
Voor deze medewerker vervalt het recht op de compensatie of vergoeding van de pensioenpremie uit artikel 16.
(..)”
“15. Financiële afwikkeling bij ontslag
1. Aan de werknemer die nadat al het voorgaande in dit sociaal plan in acht is genomen, wordt ontslagen, wordt op grond van artikel 11.6 en bijlage 9.2 van de cao W&MD een financiële tegemoetkoming toegekend.
2. De werknemer die recht heeft op een ontslagvergoeding ontvangt deze vergoeding binnen 1 maand ineens na uitdiensttreding. Vorm en tijdstip van uitkering van de ontslagvergoeding zullen binnen de grenzen der wet in nader onderling overleg met de werknemer worden vastgesteld. (..).
5. De werknemer die aansluitend op een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd bij Palet bij een andere werkgever een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd aangaat, kan indien deze laatste arbeidsovereenkomst bij afloop niet verlengd wordt, aanspraak maken op het volledige werkgeversdeel in de pensioenpremie bij vrijwillige voortzetting van deelname in de PFZW pensioenregeling én het hem resterende recht aanvulling WW of wachtgeld voorzover het resterende recht niet verstreken is. Met het resterende recht wordt bedoeld het recht op aanvulling WW of wachtgeld conform CAO W&MD 2008-2011 artikel 11.6 lid 3 en 4 dan wel bijlage 9.2 lid b en lid c, dat de werknemer op dat moment in tijd zou hebben gehad indien hij niet de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij een andere werkgever was aangegaan en indien hij onafgebroken een WW uitkering had genoten.
(..)”
4.1.7.
In een brochure wordt op de Cao een toelichting gegeven op de belangrijkste vernieuwingen ten opzichte van de cao 2007-2008. Eén van de in de brochure vermelde vernieuwingen betreft de vervanging van de wachtgeldregeling per 1 januari 2009. In de brochure staat hierover vermeld:
“De oude wachtgeldregeling is vervangen door een nieuwe regeling. Deze regeling houdt in dat een werknemer na ontslag om bedrijfseconomische redenen recht heeft op een vergoeding en bij werkloosheid voor een bepaalde periode een aanvulling krijgt op zijn WW-uitkering.”
In de brochure wordt gewezen op de in de Cao overeengekomen overgangsregeling die is opgenomen in de Bijlage. De brochure bevat een schematisch overzicht van de wijzigingen. Ten aanzien van werknemers die op 1 januari 2009 de leeftijd van 55 jaar en ouder hebben en die op 1 mei 2007 in dienst waren, wordt in het overzicht verwezen naar uitvoeringsregeling L (van de Cao 2007-2008) voor de voorwaarden.
4.1.8.
De Ondernemingsraad van Stichting Palet heeft de directie van
Stichting Palet om een standpunt verzocht omtrent de ontslagvergoeding voor medewerkers die zijn geboren voor 1954 en die recht hebben op wachtgeld. Bij brief van 19 september 2011 heeft de directie gemeld dat werknemers óf recht hebben op wachtgeld óf recht hebben op een ontslagvergoeding en aanvulling WW.
4.1.9.
Bij brief van zijn gemachtigde van 23 februari 2012 heeft [appellant] jegens Stichting
Palet aanspraak gemaakt op betaling van een ontslagvergoeding en Stichting Palet gesommeerd tot uitkering van de vergoeding.
4.1.10.
Bij brief van 1 maart 2012 heeft Stichting Palet hierop gereageerd met de stelling dat
[appellant] evident geen recht heeft op een ontslagvergoeding.
4.2.1.
[appellant] vordert in dit geding veroordeling van Stichting Palet tot betaling van een ontslagvergoeding van € 44.998,14 bruto, te vermeerderen met wettelijke rente, en tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de kosten van de procedure. [appellant] heeft daartoe onder meer het volgende gesteld. In artikel 11.6 lid 2 van de Cao is bepaald dat de werknemer (van 50 jaar en ouder) bij ontslag wegens economische redenen een ontslagvergoeding ontvangt van één vierde maandsalaris per dienstjaar. De Cao en het Sociaal Plan zonderen niemand uit van de ontslagvergoeding. De door de directie voorgestane uitleg dat er óf recht is op wachtgeld óf recht op aanvulling WW en een ontslagvergoeding zou leiden tot een ongelijke positie tussen medewerkers die wachtgeld hebben of een aanvulling WW. De overgangsbepalingen bij het vervallen van de wachtgeldregeling betreffen een uitbreiding van de regeling en bevatten nergens een beperking met betrekking tot de ontslagvergoeding.
4.2.2.
Stichting Palet heeft de door [appellant] verdedigde uitleg gemotiveerd betwist. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat, samengevat, uit de tekst van de hiervoor in 4.1.4-4.1.6 weergegeven bepalingen in de Cao en het Sociaal Plan alsmede uit de brochure, vermeld hiervoor in 4.1.7, volgt dat de in artikel 9.2 lid 1, onder c, Bijlage bedoelde categorie van werknemers waartoe [appellant] behoort niet in aanmerking komt voor een ontslagvergoeding. Voorts heeft Stichting Palet gesteld dat de uitleg van [appellant] leidt tot het onaannemelijke rechtsgevolg dat [appellant], naast de inkomensgarantie tot aan zijn pensioenleeftijd en de mogelijkheid om (krachtens de wachtgeldregeling en het Sociaal Plan) zijn deelneming in de pensioenregeling met een (forse) financiële bijdrage van Stichting Palet voort te zetten, ook nog een ontslagvergoeding zou ontvangen. Het onderscheid tussen werknemers die onder de oude wachtgeldregeling vallen en de werknemers die onder de nieuwe regeling vallen, wordt daarmee, aldus Stichting Palet, erg groot.
4.2.3.
Bij het bestreden vonnis zijn de vorderingen van [appellant] afgewezen en is [appellant] veroordeeld in de proceskosten. [appellant] is tijdig van dat vonnis in hoger beroep gekomen.
4.3.
Tussen partijen is onbetwist dat op [appellant], als werknemer die op 1 mei 2007 in dienst was en op 1 januari 2009 56 jaar was, de wachtgeldregeling van kracht is overeenkomstig de Cao 2007-2008 (Uitvoeringsregeling L), hierna: de wachtgeldregeling. Kern van het geschil is de vraag of [appellant], naast de aanspraken die hij heeft op grond van de wachtgeldregeling, aanspraak kan maken op de ontslagvergoeding van één vierde maandsalaris per dienstjaar als bedoeld in artikel 11.6 lid 2 Cao.
4.4.
De grieven leggen deze vraag in volle omvang ter beoordeling aan het hof voor.
Uitleg Cao
4.5.
Het hof stelt bij de beoordeling voorop dat de beantwoording van de partijen verdeeld houdende vraag afhangt van de uitleg van bepalingen in de Cao. Als uitgangspunt geldt dat voor de uitleg van de bepalingen van de Cao in beginsel de bewoordingen daarvan en eventueel van de daarbij behorende schriftelijke toelichting, gelezen in het licht van de gehele tekst van die overeenkomst, van doorslaggevende betekenis zijn. Daarbij komt het niet aan op de bedoelingen van de partijen bij de Cao, voor zover deze niet uit de Cao-bepalingen en de toelichting kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de Cao en de toelichting zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de Cao gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. (vgl. HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU9889; HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM9621, HR 2 april 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO3857 en HR 20 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1427). Heeft de werkgever zelf aan de totstandkoming van de collectieve arbeidsovereenkomst meegewerkt, dan zal hij zijn eventueel daaraan ontleende bijzondere wetenschap te dier zake niet jegens de werknemer kunnen inroepen (vgl. HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961).
4.6.
Partijen hebben niet de gehele tekst van de Cao in het geding gebracht. Het hof heeft in zijn beoordeling betrokken de tekst van de Cao als gepubliceerd in Stc. 2011, nr. 9829. Het hof heeft geen andere dan de door [appellant] aangehaalde bepalingen aangetroffen die relevant zijn voor de beoordeling van het onderhavige geschil.
4.7.
Het hof overweegt ten aanzien van de hiervoor in 4.1.7 vermelde brochure dat slechts enkele pagina’s uit deze brochure zijn overgelegd en dat niet is gesteld of gebleken door wie de brochure is opgesteld. Zonder nadere informatie bestaat er in het onderhavige geval naar het oordeel van het hof onvoldoende grond om te kunnen aannemen dat de brochure kan dienen als een bij de Cao behorende schriftelijke toelichting. Dit brengt mee dat het voor de uitleg vooral aankomt op de bewoordingen van de Cao-bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van de overeenkomst (vgl. genoemde uitspraak van HR 2 april 2004).
4.8.1.
Het hof is van oordeel dat op zichzelf naar objectieve maatstaven de tekst van de Cao zowel de door [appellant] als de door Stichting Palet verdedigde uitleg toelaat. Met betrekking tot de vraag welke uitleg als aannemelijker moet worden beschouwd, acht het hof het volgende van belang.
4.8.2.
In artikel 11.6 lid 1 Cao is bepaald dat de wachtgeldregeling uit de Cao Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening 2007-2008 per 1 januari 2009 komt te vervallen. In de leden 2-4 van artikel 11.6 staan vervolgens vermeld de financiële aanspraken bij ontslag wegens bedrijfseconomische omstandigheden, welke aanspraken neerkomen op, samengevat, een ontslagvergoeding met aanvulling WW.
Uit artikel 11.6 lid 1 volgt dat in verband met het vervallen van de wachtgeldregeling voor de oudere werknemers een overgangsregeling geldt. Verwezen wordt naar de overgangsregeling van artikel 9.2 Bijlage. In lid 1, aanhef, van dit artikel staat vermeld dat voor de overgang van de wachtgeldregeling naar de in artikel 11.6 Cao bedoelde regeling “de volgende afspraken” gelden voor werknemers die op grond van de Cao 2007-2008 recht zouden hebben gehad op wachtgeld. In artikel 9.2 lid 1, onder b, staan “in aanvulling op en in afwijking van artikel 11.6” de afspraken vermeld die gelden ten aanzien van de werknemer die op 1 mei 2007 in dienst was en die op 1 januari 2009 50 jaar en ouder maar jonger dan 55 jaar was. Voor deze categorie werknemers voorziet de overgangsregeling in een langere uitkeringsperiode alsmede in een extra ontslagvergoeding. In artikel 9.2 lid 1, onder c, staan de afspraken vermeld die gelden voor de werknemer die op 1 mei 2007 in dienst was en op 1 januari 2005 55 jaar of ouder was. Voor deze categorie werknemers geldt uit hoofde van de overgangsregeling dat de wachtgeldregeling van kracht blijft. Anders dan de werknemers van de onder b vermelde categorie, ontbreekt ten aanzien van deze oudste werknemers een verwijzing naar artikel 11.6. Over een ontslagvergoeding wordt in deze bepaling niet gesproken.
Uit de opzet van artikel 11.6, waarin in lid 1 melding wordt gemaakt van het vervallen van de wachtgeldregeling, leidt het hof in de eerste plaats af dat de leden 2-4 de regeling weergeven die voor de vervallen regeling in de plaats komt. Dit volgt ook uit artikel 9.2 lid 1 waarin gesproken wordt van een overgang naar “de in artikel 11.6 van de CAO bedoelde regeling”. In artikel 11.6 lid 1 wordt voorts verwezen naar de overgangsregeling van artikel 9.2, waarin de afspraken zijn neergelegd die gelden voor de werknemers die onder de oude cao recht zouden hebben gehad op wachtgeld. Gelet op deze verwijzing en mede ook op de term ‘overgangsregeling’, welke term impliceert dat in verband met de overgang naar de nieuwe regeling een bijzondere regeling geldt, acht het hof dan ook aannemelijker artikel 11.6 en artikel 9.2 aldus uit te leggen dat in dit laatste artikel de afspraken staan vermeld die van toepassing zijn op de daarin bedoelde werknemers en dat het bepaalde in artikel 11.6, leden 2-4 Cao slechts op deze werknemers van toepassing is indien en voor zover dit in de overgangsregeling staat vermeld. Artikel 9.2 lid 1, onder c, bevat geen verwijzing naar artikel 11.6 (lid 2), evenmin staat hierin vermeld dat betrokken werknemers tevens in aanmerking komen voor een ontslagvergoeding.
4.8.3.
Het hof acht hierbij van belang dat de omstandigheid dat een overgangsregeling is overeengekomen en niet in een keer de hele wachtgeldregeling is afgeschaft, erop duidt dat de cao-partijen de oude regeling kennelijk gunstiger vonden en bepaalde groepen van werknemers wilden ontzien. Daarmee is niet goed verenigbaar dat de werknemers die nog geheel onder de oude regeling vallen tevens in aanmerking komen voor een ontslagvergoeding. Gelijk ook door Stichting Palet is aangevoerd, zou een dergelijke uitleg leiden tot een erg groot onderscheid tussen de werknemers die nog (geheel) onder de wachtgeldregeling vallen en werknemers die onder de nieuwe regeling vallen. De werknemers die onder de nieuwe regeling vallen, krijgen alleen een aanvulling op hun WW-uitkering en een ontslagvergoeding, terwijl werknemers zoals [appellant] tot aan hun pensioen wachtgeld ontvangen. Hoewel het wachtgeld wordt afgebouwd tot 70% van het laatstverdiende salaris, acht het hof niet aannemelijk dat een beëindigingsregeling, mede gelet op de in (artikel 14 van) de wachtgeldregeling opgenomen mogelijkheid van voortzetting van deelneming in de pensioenregeling met een financiële bijdrage van Stichting Palet (vgl. onbetwiste stellingen Stichting Palet onder 1.4 cva en productie 1 cva), voorziet in een dergelijk ruime compensatie voor verlies van inkomen.
4.8.4.
[appellant] heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld die meebrengen dat door het missen van een ontslagvergoeding ten aanzien van de categorie van werknemers als bedoeld in artikel 9.2 lid 1, onder c, Bijlage sprake is van een ongelijkheid die de door Stichting Palet verdedigde uitleg onredelijk of onaannemelijk maakt. Op zich merkt [appellant] in zijn toelichting op grief 2 terecht op dat de nieuwe regeling voordeliger is voor de oudere werknemer die kort na zijn ontslag elders een dienstbetrekking aanvaardt voor een gelijk of hoger salaris omdat hij in dat geval immers een ontslagvergoeding meekrijgt terwijl hij geen aanspraak zal hoeven maken op wachtgeld. Dit brengt naar het oordeel van het hof echter niet mee dat het gevolg van de door [appellant] voorgestane uitleg aannemelijk(er) is. Dat een werknemer op wie de overgangsregeling van toepassing is onder omstandigheden onder de nieuwe regeling financieel gezien wellicht beter af zou zijn geweest, is niet bepalend. Het gaat erom te achterhalen welke uitleg objectief gezien het meest aannemelijk is, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat het kennelijk doel van de onderhavige regelingen is om de gevolgen van werkloosheid zoveel mogelijk te verzachten. De wachtgeldregeling biedt als voordeel dat het inkomenszekerheid biedt in het geval dat de oude werknemer niet aan een nieuwe baan kan komen.
De enkele stellingen van [appellant] in zijn toelichting op grief 7 (onder 21) dat hij financieel erop achteruit gaat en dat hij te kampen heeft met de maatschappelijke gevolgen van het ontslag, kunnen niet ertoe leiden dat een andere uitleg voor juist moet worden gehouden.
4.8.5.
Hetgeen [appellant] in zijn toelichting op grief 9 (onder 26) heeft aangevoerd met betrekking tot de aan de heer [collega 1] toegekende ontslagvergoeding, brengt naar het oordeel van het hof niet mee dat de door hem verdedigde uitleg van de Cao voor juist moet worden gehouden. Stichting Palet heeft, door [appellant] onbetwist gesteld dat de specifieke omstandigheden van het geval haar aanleiding gaven een extra ontslagvergoeding aan de betrokken werknemer toe te kennen. Hieruit volgt niet, anders dan [appellant] stelt, dat Stichting Palet destijds nog van mening was dat de Cao zodanig uitgelegd moet worden dat een werknemer recht heeft op zowel de ontslagvergoeding als op de wachtgeldregeling. Evenmin brengt de toekenning van een ontslagvergoeding in dit individuele geval mee dat alle andere werknemers, ook zonder dat dit uit de Cao volgt, zonder meer recht hebben op een ontslagvergoeding.
4.9.
Het hof acht het op grond van het voorgaande niet aannemelijk dat ten aanzien van de in artikel 9.2 lid 1, onder c, Bijlage bedoelde werknemers die een financiële vergoeding onder de wachtgeldregeling krijgen een cumulatie is beoogd met de regeling als bedoeld in artikel 11.6 lid 2. Artikel 11.6 Cao dient derhalve aldus te worden uitgelegd dat de in lid 2 van dat artikel bedoelde ontslagvergoeding niet ook toekomt aan de werknemers die op grond van de overgangsregeling in aanmerking komen voor (onverkorte) toepassing van de wachtgeldregeling.
Uitleg Sociaal Plan
4.10.
De hiervoor in 4.5. vermelde regels zijn evenzeer van toepassing op de uitleg van het Sociaal Plan, overeengekomen als het is tussen Stichting Palet en de vakvereniging die voor de werknemers van Stichting Palet is opgetreden (vgl. HR 26 mei 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA5961). Stichting Palet heeft, zoals volgt uit de feitenvaststelling hiervoor in 4.1.6, aan de totstandkoming van het Sociaal Plan meegewerkt. Zij kan haar eventueel daaraan ontleende bijzondere wetenschap te dier zake niet jegens de werknemer inroepen (vgl. genoemde uitspraak van HR 26 mei 2000).
4.11.
Het hof oordeelt dat het Sociaal Plan geen bepalingen bevat waarin staat vermeld dat werknemers op wie de wachtgeldregeling van toepassing blijft tevens aanspraak hebben op de in artikel 11.6 lid 2 Cao bedoelde ontslagvergoeding.
4.12.
Met betrekking tot artikel 14 van het Sociaal Plan overweegt het hof nog dat dit artikel de gevolgen regelt voor de aanspraken op een ontslaguitkering dan wel op wachtgeld indien een premie vroegtijdig vertrek is uitgekeerd. Dat, zoals [appellant] in zijn toelichting op grief 7 (onder 24) stelt, werknemers die vallen onder de regeling van artikel 9.2 lid 1, onder c, Bijlage (naast de premie bij vroegtijdig vertrek) recht hebben op een ontslagvergoeding als bedoeld in artikel 11.6 (lid 2) Cao, kan uit dit artikel niet worden afgeleid.
De formulering van de bepaling van artikel 15 lid 2, waarin wordt gesproken van “de werknemer die recht heeft op een ontslagvergoeding”, houdt naar het oordeel van het hof de mogelijkheid in dat er ook werknemers zijn die geen recht hebben op een ontslagvergoeding. Dat het, zoals [appellant] in zijn toelichting op grief 8 betoogt, mogelijk is dat er medewerkers zijn die vanwege een kort dienstverband niet in aanmerking komen voor een ontslagvergoeding, laat onverlet dat de bepaling de mogelijkheid openhoudt dat er werknemers zijn die om een andere reden niet voor een ontslagvergoeding in aanmerking komen, onder wie, gelijk het hof ook aannemelijker acht, de werknemers die onder de overgangsregeling van artikel 9.2 lid 1, onder c, Bijlage vallen.
4.13.1.
[appellant] heeft in het kader van grief 10 tenslotte een beroep gedaan op de in artikel 7 van het Sociaal Plan opgenomen hardheidsclausule. Hij heeft dit beroep erop gebaseerd dat Stichting Palet is tekortgeschoten in haar uit het Sociaal Plan voortvloeiende verplichting om [appellant] naar ander werk te begeleiden.
4.13.2.
Dit beroep faalt. De hardheidsclausule voorziet erin dat partijen in voor de werknemer gunstige zin van het Sociaal Plan kunnen afwijken in gevallen waarin deze overeenkomst leidt tot een onbillijke situatie voor de werknemer. Het beroep van [appellant] houdt geen hierop toegesneden stellingen in.
Dat Stichting Palet, zoals [appellant] verder nog heeft gesteld, in strijd met goed werkgeverschap heeft gehandeld door de Cao zeer stringent uit te leggen, kan, zo volgt uit hetgeen hiervoor in 4.9 is overwogen, niet worden aangenomen, nog daargelaten dat [appellant] zijn in dit verband gestelde schade door het mislopen van een dienstverband elders, niet nader heeft toegelicht of onderbouwd en ook geen hierop gerichte vordering heeft ingesteld.
Grief 10 faalt dus.
4.14.
Het voorgaande leidt ertoe dat de grieven falen en dat het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrachtigd. Het hof zal [appellant] veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep waaronder begrepen de gevorderde nakosten. De kostenveroordeling wordt, zoals gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.15.
Het door [appellant] gedane bewijsaanbod is niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan voorbijgaat.

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het bestreden vonnis;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten tot op heden aan de zijde van Stichting Palet worden begroot op € 1.862,-- aan verschotten en op € 894,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep, en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken kostenveroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.E.L.M. Smeenk-van der Weijden, M. van Ham en C.E.C.J. Ponsioen en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 19 november 2013.