Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 577396 / 7551-08)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van Varde Investments (Ireland) Limited tegen de gezamenlijke erfgenamen van een overleden man, die betrokken was bij effectenlease-overeenkomsten met Dexia. De zaak is ontstaan na de afwijzing van de vorderingen van Varde door de kantonrechter, die oordeelde dat de Overeenkomst Dexia Aanbod als een vaststellingsovereenkomst moet worden beschouwd. Dit leidde tot de vraag of de echtgenote van de overleden man, die niet had ingestemd met de effectenlease-overeenkomsten, deze kon vernietigen op grond van de artikelen 1:88 en 1:89 van het Burgerlijk Wetboek.
De procedure begon met een dagvaarding in hoger beroep op 18 januari 2012, na eerdere vonnissen van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg en de memorie van grieven en antwoord in overweging genomen. De kern van de zaak draait om de vraag of de echtgenote van de overleden man, die op 22 augustus 2011 overleed, tijdig haar recht op vernietiging van de overeenkomsten heeft ingeroepen. Het hof concludeert dat de echtgenote bevoegd bleef om de overeenkomsten te vernietigen, ondanks de vaststellingsovereenkomst die door de overleden man was gesloten.
Het hof oordeelt dat de Overeenkomst Dexia Aanbod niet op de voet van artikel 1:89 BW kan worden aangetast, omdat de echtgenote niet had ingestemd met de overeenkomst. De uitspraak van het hof bevestigt dat de echtgenote, ondanks de vaststellingsovereenkomst, haar rechten kan uitoefenen en dat de vordering tot vernietiging van de effectenlease-overeenkomsten niet verjaard is, zolang zij niet op de hoogte was van het bestaan van deze overeenkomsten. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij Varde de gelegenheid krijgt om bewijs te leveren van de bekendheid van de echtgenote met de overeenkomsten.