Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.de vennootschap onder firma [de vof] ,
[geïntimeerde 2],
[geïntimeerde 3],
[geïntimeerde 4],
[geïntimeerde 5],
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 24 januari 2023, waarmee Strandweg in hoger beroep is gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 26 juni 2019, 17 oktober 2019, 12 maart 2020 en 25 oktober 2022;
- het herstelexploot van 17 februari 2023;
- de memorie van grieven tevens inhoudende een eiswijziging van Strandweg, met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens onvoorwaardelijk en voorwaardelijk incidenteel appel tevens wijziging van eis van [de vof] , met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, tevens houdende bezwaar tegen eiswijziging en overlegging producties, met bijlagen;
- de akte indienen aanvullende producties van Strandweg, met bijlagen;
- de akte indienen bewijsstukken en eiswijziging, met bijlagen van [de vof] ;
- de bijlage 16 die [de vof] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Feitelijke achtergrond
“Algemene bepalingen huurovereenkomst winkelruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW”.In artikel 14 van de Algemene bepalingen (hierna: artikel 14 AB) is onder meer het volgende bepaald:
4.Procedure bij de rechtbank
- een verklaring voor recht dat [de vof] tekortgeschoten is in de nakoming van haar gedoogplicht betreffende de renovatiewerkzaamheden;
- een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten per datum vonnis zijn ontbonden (dan wel zijn beëindigd met wederzijds goedvinden);
- [de vof] hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade, nader op te maken bij staat;
- [de vof] hoofdelijk te veroordelen tot ontruiming van het gehuurde, zulks onder verbeurte van een dwangsom;
- [de vof] te veroordelen in de proceskosten c.a.;
- [de vof] te gebieden haar gedoogplicht gedurende de renovatiewerkzaamheden na te komen tot aan het moment dat de nieuwbouw volledig is gerealiseerd, zulks onder verbeurte van een dwangsom.
- een verklaring voor recht dat de huurovereenkomsten kunnen worden gekwalificeerd als langlopende huurovereenkomsten die niet eerder eenzijdig door Strandweg wegens renovatie kunnen worden beëindigd dan per 20 januari 2023;
- een verklaring voor recht dat de door Strandweg afgedwongen en thans gevorderde medewerking aan de renovatie neerkomt op eenzijdige beëindiging van de huurovereenkomsten;
- een verklaring voor recht dat [de vof] uit hoofde van artikel 14 Algemene Bepalingen en/of art. 7:220 BW geen verplichting heeft tot medewerking aan de renovatie door ontruiming van het gehuurde per 1 oktober 2017;
- een verklaring voor recht dat [de vof] het recht heeft om te weigeren haar huurrechten prijs te geven zodat de afgedwongen ontruiming onrechtmatig is en Strandweg voor de daardoor geleden schade van [de vof] aansprakelijk is;
- een verklaring voor recht dat Strandweg onrechtmatig handelt en/of wanprestatie pleegt door [de vof] per 1 oktober 2017 subsidiair per datum van afronding van de renovatie, niet het huurgenot te verschaffen en Strandweg voor de daardoor geleden schade van [de vof] aansprakelijk is;
- een verklaring voor recht dat Strandweg misbruik heeft gemaakt van (proces)recht en voor de daardoor geleden schade van [de vof] aansprakelijk is;
- primair:
5.Vorderingen in hoger beroep
voorwaardelijkincidenteel hoger beroep (na eiswijziging):
alle gevallenvorderen [geïntimeerde 4] en [de vof] :
6.Beoordeling in hoger beroep
tweedeen
derdegrief gaan over de vraag of op [de vof] de verplichting rustte om het gehuurde uiterlijk op 1 oktober 2017 te ontruimen. Strandweg heeft die stelling gebaseerd op verschillende grondslagen die hieronder zullen worden besproken.
Gedoogplicht ex artikel 14 lid 4 AB/ analoge toepassing art. 7:220 BW
“als verhuurder wenst over te gaan tot renovatie van het gehuurde”een renovatievoorstel moet doen. [de vof] mocht er dan ook redelijkerwijs vanuit gaan dat zonder (redelijk) renovatievoorstel Strandweg niet kon overgaan tot renovatie. Dat volgt overigens ook uit het wettelijk systeem waarbij geldt dat indien partijen geen overeenstemming bereiken, de verhuurder de redelijkheid van zijn voorstel kan laten toetsen door de rechter. De verhuurder kan een verklaring voor recht vorderen of direct vorderen dat de huurder wordt veroordeeld de voorgestelde renovatiewerkzaamheden te gedogen.
Huurovereenkomst beëindigd met wederzijds goedvinden / afstand van recht / rechtsverwerking
Tekortkoming die ontbinding huurovereenkomst rechtvaardigt
ontbreken causaal verband / beroep op eigen schuld / voordeel / matiging
vierdegrief dat [de vof] schade heeft geleden althans niet de schade ter hoogte van het door de rechtbank toegewezen bedrag. Volgens Strandweg ontbreekt het causaal verband en is sprake van eigen schuld (art. 6:101 BW). [de vof] wilde immers niet terugkeren in de nieuwbouw en wilde haar exploitatie beëindigen. Dat blijkt volgens Strandweg ook uit het feit dat [de vof] geen vervangende ruimte heeft geaccepteerd.
omvang schade
discounted cash flow(DCF) methode. De deskundige heeft de waarde berekend die de onderneming redelijkerwijs zou hebben als de schadeveroorzakende gebeurtenis zich niet zou hebben voorgedaan. De berekening is gebaseerd op ex ante uitgangspunten per peildatum 1 oktober 2017. De gemiste cashflows vertegenwoordigen volgens de deskundige een contante waarde van € 1.449.325,-. Om deze cashflows te realiseren dient een bedrag van € 430.000,- geïnvesteerd te worden, zodat dit bedrag wordt afgetrokken van de contante waarde van de cashflows. De uitkomst (€ 1.019.325,-) is dan de netto contante waarde van de cashflows. Omdat de exploitatie conform de geformuleerde uitgangspunten aanvangt per 1 januari 2020 is de waarde berekend op die datum. De schade datum is echter 1 oktober 2017. Het bedrag is vervolgens contant gemaakt naar deze datum. Omdat in deze periode geen ondernemersrisico aanwezig is, is de tijdvoorkeur voor geld in de discontering opgenomen, te weten de wettelijke rente van 2%. De SOLL-positie is dan € 933.468,-. De IST-positie is volgens de deskundige het positief eigen vermogen uit de jaarrekening 2017, te weten € 32.522,-. Het verschil tussen de SOLL- en de IST-positie bedraagt volgens de deskundige € 900.946,-.
.