- De vraag die voorligt is of de door de deskundigen gehanteerde methode van schadeberekening juist is (rov. 3).
- Volgens de deskundigen dient om de schade te berekenen, de omvang van de verwachte geldstromen zowel met als zonder schadeoorzaak te worden bepaald. Om de waarde van verwachte geldstromen op een bepaald moment (de peildatum) te bepalen, dienen deze gedisconteerd oftewel contant gemaakt te worden naar dat moment. Dit contant maken geschiedt aan de hand van een disconteringsvoet. In deze disconteringvoet dient volgens de deskundigen ook het ondernemingsrisico gereflecteerd te worden. (rov. 5)
- De deskundigen hebben bij de schadeberekening gekozen voor de zogeheten hybride methode. Hierbij wordt bij de bepaling van de schade gebruik gemaakt van ex-post informatie die beschikbaar is op het waarderingsmoment, maar wordt de schade zelf bepaald op de peildatum (de datum van de schadeveroorzakende gebeurtenis) in overeenstemming met de ex-ante methode. (rov. 7)
- De deskundigen hebben als peildatum 1 januari 1976 genomen. Zij hebben voor de periode vanaf 1976 de vrije geldstromen van [verweerster] bepaald in respectievelijk het IST-scenario (situatie met schadeoorzaak) en het SOLL- scenario (situatie zonder schadeoorzaak), in die zin dat zij voor de jaren 1976 tot en met 1988 per jaar de vrije geldstromen hebben bepaald en voor de periode vanaf 1989 één bedrag hebben vastgesteld. Vervolgens hebben zij deze geldstromen in het IST- en SOLL-scenario contant gemaakt naar de peildatum op basis van de Adjusted Present Value (APV) methode, een variant op de Discounted Cash Flow (DFC) methode. De schade op 1 januari 1976 is gelijk aan het verschil tussen de waarde van de per 1 januari 1976 verwachte geldstromen in het IST-scenario en de waarde van de per 1 januari 1976 verwachte geldstromen in het SOLL-scenario. (rov. 8 en 9)
- De deskundigen hebben een disconteringsvoet gehanteerd die is samengesteld uit de tijdwaarde van geld, vermeerderd met een opslag voor het risico van de onderneming. Deze risico-opslag houdt verband met de risico’s verbonden aan de markt, de branche en de bedrijfsgrootte. De deskundigen nemen deze risico-opslag op omdat de discontering dient plaats te vinden met inachtneming van de aan de uitbreiding van de fabriek van [verweerster] verbonden risico’s; op 1 januari 1976 kon immers niet vaststaan of de uitbreiding van de productie door [verweerster] winstgevend zou zijn. De deskundigen hebben de disconteringsvoet (inclusief risico-opslag) voor de jaren 1976 tot en met 1989 per jaar vastgesteld, en deze ligt over die jaren gemiddeld rond de 20%. (rov. 9)
- De methode van schadeberekening moet worden getoetst aan de juridische kaders. De rechter heeft de vrijheid om de schade te kapitaliseren op een bedrag ineens naar een peildatum die geruime tijd voor zijn uitspraak ligt. Ook bij een dergelijke wijze van begroting blijft evenwel uitgangspunt dat zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de werkelijk geleden en te lijden schade behoort te worden begroot. Het staat de rechter vrij om rekening te houden met omstandigheden die zich na de peildatum hebben voorgedaan in afwijking van de omstandigheden waarvan bij de verwachting op de peildatum werd uitgegaan. (rov. 12)
- De deskundigen zijn bij de berekening van de schade ervan uit gegaan dat [verweerster] , als de wanprestatie niet had plaatsgevonden, haar productie zou hebben uitgebreid en de daartoe benodigde investeringen zou hebben gedaan. (rov. 16)
- De deskundigen hebben op een zo zorgvuldig mogelijke wijze, met gebruikmaking van feiten en omstandigheden die zich na 1 januari 1976 daadwerkelijk hebben voorgedaan, het naar hun oordeel (meest) aannemelijke/waarschijnlijke SOLL-scenario geconstrueerd. Het hof is van oordeel dat de deskundigen hiermee de toestand hebben weergegeven zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet zou hebben plaatsgevonden. (rov. 17)
- Het hof begrijpt dat de deskundigen in de disconteringsvoet een risico-opslag hebben opgenomen omdat zij worden geacht de zaak te beoordelen vanuit het perspectief van 1 januari 1976. Daar waar de deskundigen tijdens de comparitie enerzijds verklaren dat zij het (meest) aannemelijke/waarschijnlijke scenario hebben geconstrueerd, verklaart een van de deskundigen anderzijds: “Het is dus een ex-ante berekening (...). Het was een indicator van een verwachting, en is als een verwachting gehanteerd”. Vanuit het perspectief van 1976 was het door de deskundigen (met ex post informatie) geconstrueerde SOLL-scenario niet het (meest) aannemelijke/waarschijnlijke scenario, maar slechts een van de vele scenario’s die zich mogelijk hadden kunnen voordoen. Het is bezien vanuit 1976 nog steeds een verwachting waaraan inherent onzekerheden kleven. Die onzekerheid, vanuit het perspectief van 1 januari 1976, hebben de deskundigen, zo begrijpt het hof, tot uitdrukking willen brengen door bij het contant maken van de vrije geldstromen in het IST-scenario en SOLL-scenario naar 1 januari 1976 een disconteringsvoet toe te passen waarin een risico-opslag is opgenomen voor het ondernemingsrisico. (rov. 18)
- Het opnemen van een risico-opslag in de disconteringsvoet is in dit geval niet in overeenstemming met de grondslagen van Nederlandse schadevergoedingsrecht. Ook als de schade wordt gekapitaliseerd naar een (ver) voor uitspraak gelegen peildatum, blijft uitgangspunt dat zoveel als redelijkerwijs mogelijk is de werkelijk geleden en te lijden schade behoort te worden begroot. Daarbij past niet dat de rechter slechts rekening houdt met de op de peildatum bestaande verwachtingen over hetgeen de toekomst zou kunnen brengen. Dat houdt in dit geval in dat bij het contant maken naar 1 januari 1976 van de kasstromen in het IST-scenario, dat zich daadwerkelijk heeft voorgedaan, en het SOLL-scenario, dat de toestand weergeeft zoals die (vermoedelijk) zou zijn geweest indien de schadeveroorzakende gebeurtenis niet had plaatsgevonden, geen ruimte is voor een risico-opslag voor markt-, branche- en bedrijfsspecifieke risico’s. Een dergelijke risico-opslag leidt tot een te hoge disconteringsvoet, die geen recht doet aan het hiervoor genoemde juridische uitgangspunt. Dit zou tot gevolg hebben dat de schade zou worden onderschat. (rov. 19)
- De conclusie is dat de door de deskundigen toegepaste methode voor berekening van de schade in deze zaak als grondslag voor begroting van de schade kan worden genomen, met uitzondering van het opnemen van een opslag voor ondernemingsrisico (risico-opslag) in de disconteringsvoet. Dit betekent dat de begroting van de schade met inachtneming hiervan zal moeten worden herzien. (rov. 20)
- Partijen krijgen de gelegenheid hun schriftelijk debat over de resterende geschilpunten te vervolgen. Ook het onderwerp van de toepasselijke wettelijke rente kan van een voortgezet debat deel uitmaken. (rov. 21)