Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 18 februari 2025
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
“Uitgangspunten, vóór 1 januari 2013
- I BV [ [A B.V.] ;
- De 3 deelnemingen ( [E B.V.] , [B B.V.] en [C B.V.] ) hebben eind 2012 hun ondernemingen verkocht en overgedragen aan I BV tegen de boekwaarde, dat gelijk kan worden gesteld aan de waarde in het economisch verkeer daarvan;
- Deelneming [D B.V.] heeft al in een eerder stadium haar onderneming verkocht en overgedragen aan I BV tegen boekwaarde, dat gelijk kan worden gesteld aan de waarde in het economisch verkeer daarvan; medio 2012 is door I BV deze onderneming verkocht en overgedragen aan [belanghebbende] , eveneens tegen boekwaarde/waarde in het economisch verkeer; de ondememingswinst van [D B.V.] is in 2012 dan ook verantwoord in [belanghebbende] ;
- Op 31 december 2012 is door [belanghebbende] voor de nog te verwerven parkeerschadeherstelwerkzaamheden deelneming (6) [G B.V.] opgericht, doch dan is [G B.V.] nog een ‘lege’ BV;
- [belanghebbende] verkrijgt december 2012 bovengenoemde 5 deelnemingen ( [E B.V.] , [B B.V.] , [C B.V.] , [D B.V.] en [H B.V.] , zijnde 5 BV’s zonder onderneming) van I BV tegen de waarde in het economisch verkeer daarvan, zijnde € 1.
—> De situatie per ultimo 2012 is dat [belanghebbende] 6 deelnemingen heeft, zijnde (1) [E B.V.] , (2) [B B.V.] , (3) [C B.V.] , (4) [D B.V.] , (5) [H B.V.] en (6) [G B.V.] . In deze 6 BV’s zijn dan nog geen ondernemingen aanwezig (zijn leeg). Uitsluitend de onderneming 4 ( [D B.V.] ) wordt dan voor rekening en risico gedreven van [belanghebbende] .
Uitgangspunten, ná 1 januari 2013
- I BV draagt januari 2013 de door haar verkregen 3 ondernemingen (activa en passiva, voorheen van [E B.V.] , [B B.V.] en [C B.V.] ) over aan [belanghebbende] tegen de boekwaarde, dat gelijk kan worden gesteld aan de waarde in het economisch verkeer daarvan;
- Kort daarna, in januari 2013, zijn bovenstaande 3 ondernemingen door [belanghebbende] in juridische zin ingebracht in haar 3 deelnemingen (1) [E B.V.] , (2) [B B.V.] , en (3) [C B.V.] (waar de ondernemingen oorspronkelijk ook inzaten); hierbij is eveneens afgesproken dat de exploitatie van de 3 ondernemingen voor rekening en risico van [belanghebbende] blijft; [belanghebbende] behoudt hiermee de economische eigendom van deze ondernemingen.
- In januari 2013 is tevens de onderneming (4) [D B.V.] door [belanghebbende] in juridische zin ingebracht in de BV (4) [D B.V.] , waarbij eveneens het economische eigendom is voorbehouden.
- In januari 2013 heeft [belanghebbende] de activiteiten/onderneming (parkeerschadeherstel) van een niet-gelieerde BV (K BV) overgenomen tegen de boekwaarde/waarde in het economisch verkeer.
- In januari 2013 is de onderneming parkeerschadeherstel door [belanghebbende] in juridische zin ingebracht in (6) [G B.V.] , waarbij eveneens de economische eigendom is voorbehouden;
- 3 april 2013 is door de Belastingdienst een beschikking fiscale eenheid voor de vpb met ingang van 1 januari 2013 afgegeven voor [belanghebbende] en haar 6 deelnemingen, zijnde (1) [E B.V.] , (2) [B B.V.] , (3) [C B.V.] , (4) [D B.V.] , (5) [H B.V.] en (6) [G B.V.] .
“Overdracht ondernemingen
Kennisgeving vergrijpboete ex artikel 5:48 Algemene wet bestuursrecht
Oordeel van de Rechtbank
Bewijslast
Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen
- of belanghebbende in 2014 en 2016 een afschrijving op goodwill in aanmerking kan nemen (op grond van het vertrouwens-, zorgvuldigheids- en rechtszekerheidsbeginsel, dan wel op grond van het totaalwinstbeginsel), en zo nee,
- of belanghebbende in 2014 en 2016 een hoger bedrag aan voorvoegingsverliezen kan verrekenen op grond van artikel 15ae, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb), en zo nee,
- of belanghebbende in 2014 en 2016 een afschrijvingscorrectie met betrekking tot goodwill tot haar winst moet rekenen op grond van artikel 15ah, lid 2, letters a en b, Wet Vpb, en zo nee,
- of belanghebbende in 2014 en 2016 een hoger bedrag aan voorvoegingsverliezen kan verrekenen omdat artikel 5, lid 4, van het Besluit fiscale eenheid 2003 (BFE) in strijd is met het evenredigheidsbeginsel.