Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
hij in of omstreeks de periode van 25 december 2022 tot en met 26 december 2022 te Rotterdam [slachtoffer] opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd, door met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen één of meerdere kogel(s) in en/of door en/of in de richting van het hoofd en/of de nek en/of de schouder, althans het lichaam van die [slachtoffer] te schieten/af te vuren;
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 december 2022 tot en met 27 december 2022 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki en/of type 906, kaliber 7.65mm, en/of munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III voorhanden heeft gehad.
- de verdachte had een voorgeschiedenis van agressie tegen het slachtoffer, waaronder een doodsbedreiging met een vuurwapen;
- in de avond van 25 op 26 december 2022 heeft de verdachte weer het conflict met het slachtoffer opgezocht;
- het slachtoffer is naar boven gegaan om zich in de slaapkamer aan de ruzie met de verdachte te onttrekken, maar hij is haar gevolgd met een vuurwapen;
- de verdachte heeft die avond tegen [benadeelde partij 2] gezegd dat hij haar moeder zou gaan doodschieten.
hij
in of omstreeks de periode vanop25 december 2022 tot en met26 december 2022 te Rotterdam [slachtoffer]opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten radevan het leven heeft beroofd, door met dat opzet
en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overlegmet een vuurwapen één
of meerderekogel
(s)in
en/of door en/of in de richting vanhet hoofd
en/of de nek en/of de schouder, althans het lichaamvan die [slachtoffer] te schieten
/af te vuren;
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 25 december 2022 tot en met 27 december 2022 te Rotterdam,
in elk geval in Nederland,een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1 categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Zoraki en
/oftype 906, kaliber 7.65mm, en
/ofmunitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III voorhanden heeft gehad.
doodslag
eendaadse samenloop van
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
– andere - ex-partner. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
straftoemetingweinig betekenis toekomt. Bij de overwegingen omtrent de oplegging van een
maatregel, hieronder, zal het hof nader ingaan op de inhoud van voormeld rapport.
- de aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed;
- de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was;
- de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
zeer ernstigeschending van een fundamenteel recht kan wél een aantasting in de persoon vormen (vgl. Hoge Raad 1 november 1991, NJ 1992/58). Daarvoor is niet nodig dat ook geestelijk letsel is vastgesteld (vgl. Hoge Raad 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721).
zeer ernstigeschending van het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Het hof acht daartoe de volgende feiten en omstandigheden van belang. De benadeelde partijen waren onderscheidenlijk acht, vijf en dertien jaar oud ten tijde van de dood van hun moeder. Hun moeder was met het eenhoofdig gezag over hen belast; hun vaders zijn niet in beeld. Zij woonden bij hun moeder: [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] de hele tijd, [benadeelde partij 6] het grootste deel van de tijd; soms verbleef hij bij zijn grootmoeder. De verdachte wist dit alles. Hij was de (ex-)partner van hun moeder en werd door de benadeelde partijen gezien als hun stiefvader en door hen ‘pa’ genoemd. De verdachte heeft de moeder van de benadeelde partijen opzettelijk en gewelddadig om het leven gebracht in de woning waar zij woonde met de benadeelde partijen. Na de dood van hun moeder is [benadeelde partij 6] ondergebracht bij de ex-partner van zijn vader, terwijl [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] bij hun grootmoeder zijn ondergebracht. Ze hebben daar enkele maanden gewoond, terwijl de instanties naar een geschikt pleeggezin zochten. Uiteindelijk is besloten [benadeelde partij 2] en [benadeelde partij 3] onder te brengen bij een kennis van hun moeder, waar zij in maart 2023 zijn geplaatst. Vanwege grote zorgen van de jeugdbeschermer en de pleegmoeder omtrent het welzijn van [benadeelde partij 3], verblijft zij sinds januari 2025 op ‘[behandelgroep]’, een klinische behandelgroep van [instelling].
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) jaren.
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5]
€ 17.500,00 (zeventienduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 4]
€ 20.000,00 (twintigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 6]
€ 40.000,00 (veertigduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]
€ 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3]
€ 100.000,00 (honderdduizend euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.