Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
Green Group B.V.,
Stichting Groen,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 19 maart 2024, waarmee [appellanten] in hoger beroep zijn gekomen van het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 december 2023 (hierna: het vonnis);
- de memorie van grieven van [appellanten], met producties;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel appel van SNCU, met producties;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellanten]
3.Feitelijke achtergrond
“
Artikel 4: MiddelenDe Stichting tracht verder haar doel te bereiken door:(…)b. het doen van onderzoek gericht op betere toepassing van de CAO’s;(…)d. het namens de CAO-partijen optreden in en buiten rechte, zo nodig ter verkrijging van maatregelen tegen hen die de bepalingen van de CAO’s niet getrouwelijk naleven;
“
Artikel 5: Bewijslast(…)3. De uitzendonderneming is verplicht haar volledige en voortvarende medewerking te verlenen aan onderzoek door de werkorganisatie, gericht op naleving van de CAO’s. Binnen een door de werkorganisatie gestelde termijn dient de gevraagde informatie door de uitzendonderneming aan de werkorganisatie ter beschikking te worden gesteld.(…)
“
Toelichting lid 4 sub a:In het geval door de SNCU in de controleperiode een materiële benadeling is vastgesteld, wordt de betrokken onderneming vooreerst in staat gesteld om deze vastgestelde materiële benadeling gedurende een periode van twaalf weken uit te keren aan de betrokken werknemers in de controleperiode. (…). Indien de SNCU tot de conclusie moet komen dat (een deel van) de materiële benadeling niet aan de betrokken werknemers is uitgekeerd, zal een bedrag ter gelijke hoogte aan het (resterende) bedrag opgelegd worden als een aanvullende schadevergoeding, (…). Anders dan de forfaitaire schadevergoeding uit hoofde van artikel 9 lid 1 en de middels de staffelmethode van artikel 9 lid 2 berekende schadevergoeding, is de aanvullende schadevergoeding in haar aard niet gemaximeerd op enig bedrag. (…)”.
“
(…) In opdracht van de SNCU heeft Providius bij uw onderneming een controle op locatie uitgevoerd op de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten. Met de rapportage d.d. 6-5-2020 bent u geïnformeerd over de resultaten van deze controle.
“
(…) Uitdrukkelijk wenst onze cliënte aan te geven dat zij wel willen meewerken aan het onderzoek, zij heeft ons opdracht gegeven om een tegenberekening te maken. Uit een bespreking welke wij met cliënte hebben gehad in combinatie met het doornemen van het controlerapport, zien wij aanleiding voor bestrijding van een substantieel bedrag van het in het controleverslag genoemd bedrag (…)”.
“
(…) Excuses. Ik heb vorige week nog contact met de heer [appellant 2] gehad en hij verblijft op dit moment in Turkije, dus ik heb het niet met hem kunnen doornemen. Hij verblijft daar nog 4 weken. Is het mogelijk toch nog deze tijd te krijgen om te reageren?”
“
(…)1. Er is geen sprake van weigering door de onderneming van het herstel van de geconstateerde onjuistheden. Het is beslist geen onwil of opzet dat geen volledig herstel heeft plaatsgevonden.2. De onderneming heeft het jaarurenmodel toegepast. (…) Er is door de SNCU onvoldoende toegelicht waarom het jaarurenmodel verkeerd zou zijn toegepast.3. Er is wel degelijk een aanvang gemaakt met het herstel met hulp van Contour Accountants. Vanwege onvoldoende baten moest de onderneming afzien van verdere deskundige hulp. (…)4. Het is voor de heer [appellant 1] onduidelijk welk bedrag er precies betaald moet worden. Daarbij ontbraken en ontbreken de financiële middelen. De onderneming heeft haar activiteiten moeten stoppen vanwege het wegvallen en het faillissement van een aantal opdrachtgevers. Een bedrag van bijna € 400.000,- moest worden afgeschreven. Er was geen toekomstperspectief meer.(…)”
“
(…)5. Na de hercontrole heeft de SNCU de onderneming in gebreke gesteld wegens het niet doorgevoerde herstel. Slechts op initiatief van de SNCU is er uiteindelijk weer cont[r]act tot stand gekomen met de adviseur van de onderneming. Deze heeft wederom een verweer aangekondigd, dat echter nooit gekomen is. De SNCU heeft de adviseur van de onderneming voortdurend moeten manen tot actie. Daarbij heeft de SNCU keer op keer uitstel verleend. Met recht heeft de SNCU uiteindelijk op 23 september 2021 een laatste termijn gegeven. Toen er op 18 oktober 2021 nog steeds geen verweer is overgelegd, heeft de SNCU met recht op 26 oktober 2021 nogmaals de schadevergoeding verschuldigd verklaard (…).6. De onderneming kan zich niet achter haar adviseur verschuilen, die klaarblijkelijk ook geen contact kon krijgen. Zeker gezien de indicatieve omvang van de achterstallige loonsom, die al sinds mei 2020 bekend is, had het op de weg van de onderneming gelegen om initiatief te nemen en alles in het werk te stellen om in contact te treden met de SNCU en een oplossing te zoeken. In plaats daarvan is de onderneming geliquideerd.7. Op 25 oktober 2021 is bij de Kamer van Koophandel geregistreerd dat de vennootschap door een besluit van de algemene vergadering op 1 augustus 2021 - 12 weken eerder - is ontbonden en dat de liquidatie per diezelfde datum is beëindigd (turboliquidatie). De onderneming heeft dit niet gemeld bij de SNCU. De SNCU heeft daar zelf achter moeten komen. De adviseur van de onderneming, mogelijk ook niet op de hoogte van de turboliquidatie, heeft ook na 1 augustus 2021 nog een aantal keer contact gehad met de SNCU en heeft verweer op de rapportage in het vooruitzicht gesteld. Dit verweer is nooit gekomen. Deze gang van zaken geeft geen blijk van een serieuze intentie van de onderneming om tot een oplossing te komen.8. De Commissie is van oordeel dat de onderneming er geen blijk van heeft gegeven serieuze pogingen te hebben ondernomen tot nabetaling over te gaan van (al was het maar een deel van) de schadelast. Een meermaals aangekondigde tegenberekening is nooit gekomen, terwijl dat wel op de weg van de onderneming had gelegen. Dat geldt te meer nu de onderneming bij monde van haar adviseur de stelling innam dat “een substantieel bedrag van het in het controleverslag genoemd bedrag” bestreden zou kunnen worden.(… )11. De Commissie kan niet anders concluderen dan dat de onderneming, ondanks vele toezeggingen, feitelijk structureel geweigerd heeft medewerking te verlenen aan het onderzoek van de SNCU en feitelijk geen bereidheid heeft getoond geconstateerde CAO-afwijkingen na te betalen of anderszins tot een oplossing te komen.12. Ten overvloede, en zonder daaraan conclusies te verbinden, merkt de Commissie nog op dat zij vraagtekens plaatst bij de bestuurderswisseling die plaatsvond bij de onderneming. De SNCU heeft bij brief van 21 juli 2020 de onderneming gesommeerd tot nabetalingen en heeft uiteindelijk na aanmaning en ingebrekestelling op 15 september 2020 aan de onderneming de schadevergoeding verschuldigd verklaard. De adviseur van de onderneming heeft per e-mail van 14 oktober 2020 aangegeven dat de onderneming wil meewerken aan het onderzoek. Vervolgens is op 21 oktober 2020 in het Handelsregister geregistreerd dat mevrouw [appellant 3] op 8 juli 2020 - 15 weken eerder - uit functie is getreden als bestuurder van de onderneming en dat de heer [appellant 1] per die datum bestuurder is geworden. Daarbij betrekt de Commissie het gegeven dat de adviseur van de onderneming in een email van 20 september 2021 schrijft dat hij nog geen contact heeft kunnen krijgen met “de heer [appellant 2]”. Deze feiten en omstandigheden doen de vraag rijzen met welke intentie de bestuurswissel op de geregistreerde datum is doorgegeven, hoeveel realiteitswaarde deze bestuurswissel heeft en wie er uiteindelijk feitelijk leiding geeft bij de onderneming.”
“
(…) In opdracht van de SNCU heeft CIVAP bij uw onderneming een controle op locatie uitgevoerd op de naleving van de CAO voor Uitzendkrachten. (…)Cao overtredingenDe SNCU heeft het rapport beoordeeld. In het rapport zijn afwijkingen opgenomen. U heeft dus in de controleperiode 1-4-2019 tot en met 31-3-2021 de cao niet helemaal correct nageleefd. De afwijkingen zijn opgesomd in de bijlage van deze brief. Al deze cao-overtredingen moet u herstellen.Benadeling in geldDe materiële afwijkingen zijn de cao-overtredingen waarbij uw (ex)werknemers te weinig salaris hebben gekregen. In het rapport is hiervoor een bedrag opgenomen van € 290.639,00. (…)”
“
(…)Met deze brief willen wij u informeren over het volgende: in onze brief van 17 mei 2022 met als onderwerp Naleving CAO staat een bedrag genoemd van € 290.639,00. Dit bedrag is niet correct. Dit bedrag moet € 393.701,00 zijn. Dit bedrag is de indicatieve materiële schadelast zoals CIVAP deze heeft vastgesteld tijdens het onderzoek. (…)”
4.Procedure bij de rechtbank
A. [appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3] als voormalig bestuurders van Uitzendplan hoofdelijk,
I. te veroordelen om tot nabetaling over te gaan van de materiële schadelast (ten aanzien van Uitzendplan) ten bedrage van € 563.372,- aan de betrokken uitzendkrachten, binnen vier weken na betekening van het vonnis;
II. te veroordelen om aan SNCU een bedrag te voldoen van € 100.000,- als schadevergoeding (ten aanzien van Uitzendplan), te vermeerderen met wettelijke rente;
III. te veroordelen om aan SNCU een bedrag te voldoen van € 1.750,-, de kosten van de hercontrole (ten aanzien van Uitzendplan), te vermeerderen met wettelijke rente;
IV. te veroordelen om aan SNCU te voldoen het niet binnen vier weken na betekening van het vonnis nabetaalde gedeelte van het onder I genoemde bedrag van € 563.372,- als aanvullende schadevergoeding;
V. te veroordelen om aan SNCU te voldoen een bedrag van € 6.171,74 als een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten (ten aanzien van Uitzendplan), te vermeerderen met wettelijke rente,
VI. te veroordelen om tot nabetaling over te gaan van de materiële schadelast (ten aanzien van Green Group) ten bedrage van € 393.701,- aan de betrokken uitzendkrachten, binnen vier weken na betekening van het vonnis;
VII. te veroordelen om aan SNCU een bedrag te voldoen van € 77.388,- als schadevergoeding (ten aanzien van Green Group), te vermeerderen met wettelijke rente;
VIII. te veroordelen om aan SNCU te voldoen het niet binnen vier weken na betekening van het vonnis nabetaalde gedeelte van het onder VI genoemde bedrag van € 393.701,- als aanvullende schadevergoeding;
IX. te veroordelen om aan SNCU te voldoen een bedrag van € 4.997,84 als een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
X. te veroordelen in de kosten van het geding, met nakosten en wettelijke rente.
De vorderingen van SNCU ten aanzien van Green Group zijn door de kantonrechter toegewezen voor zover deze zijn ingesteld tegen Green Group en tegen Stichting Groen en [appellant 1] als (indirect) bestuurder van Green Group. Zij zijn hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de materiële schadelast en de forfaitaire schadevergoeding (vordering B. VI t/m VIII in 4.1) en tot betaling van een bedrag van € 4.130,45 aan buitengerechtelijke kosten. De in verband met Green Group ingestelde vordering van SNCU tegen [appellant 2] is afgewezen. Aan beoordeling van de voorwaardelijke reconventie kwam de kantonrechter gezien de uitkomst in conventie niet toe. [appellanten] zijn hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
5.Vordering in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
De directie van de onderneming wordt gevoerd door de volgende rechtspersoon: De heer [appellant 2]”. Dat [appellant 2] feitelijk nog steeds de touwtjes in handen had bij Uitzendplan, vindt ook steun in de verklaring van de heer Huisman, die namens de bestuurders van Uitzendplan bij de zitting bij de kantonrechter aanwezig was (proces-verbaal van 20 november 2023). Daarin verklaarde hij “
Ik ken [appellant 2] al dertig jaar. Ik heb hem geadviseerd. Hij is ernstig ziek geworden. Hij heeft mij gevraagd om het bedrijf te herorganiseren. Dit speelt al een kleine twee jaar. In april 2022 ben ik betrokken geraakt. Voor die tijd heb ik hem wel wat geadviseerd, telefonisch”. Ten aanzien van Uitzendplan verklaarde hij voorts: “
[appellant 2] is ernstig ziek geworden. Hij is al langer ziek. In de aanloop daarnaar is besloten om [appellant 1], zijn administrateur, en zijn dochter als bestuurders aan te stellen, zodat zij als bestuurder allenoodzakelijkehandelingen konden verrichten[onderstreping hof]”. Daar komt bij dat niet in geschil is dat [appellant 2] (in ieder geval) tot 1 januari 2022 bestuurder was van Green Group, aan welke vennootschap de activiteiten c.q. de uitzendkrachten van Uitzendplan in de loop van 2020 grotendeels zouden zijn overgeheveld en welke vennootschap – naar de stelling van [appellanten] – de desbetreffende verplichtingen van Uitzendplan jegens deze uitzendkrachten en SNCU zou hebben overgenomen. Het hof gaat dan ook voorbij aan de stelling dat [appellant 2] vanwege zijn (langdurige) verblijf in Turkije niet in staat zou zijn om het feitelijke beleid binnen Uitzendplan te bepalen.
opmerking hof]) en het jaarurenmodel wordt vermeld in afwijking van de bij Providius respectievelijk CIVAP aangeleverde uitzendbevestigingen. [appellanten] hebben voor deze afwijkingen geen plausibele verklaring gegeven. [appellanten] stellen dat de afwijkingen in de uitzendbevestigingen verband hielden met de overgang van Uitzendplan naar Green Group en Venlo Group B.V. waardoor er verschillende administratieve systemen werden geïntroduceerd en gehanteerd. Het hof verwerpt deze stelling. De gestelde overdracht van activiteiten was na de onderzoeksperiode bij Uitzendplan (van 1-10-2017 t/m 30-8-2019) en na de periode die is vermeld op de uitzendbevestigingen (2017-2019). Daarbij komt dat een splitsing van de organisatie en eventuele introductie van verschillende administratieve systemen geenszins verklaart waarom de oorspronkelijke uitzendbevestigingen zouden veranderen en evenmin waarom het jaarurenmodel in afwijking daarvan wordt vermeld op de tijdens de procedure ingediende uitzendbevestigingen. Met de kantonrechter is het hof dan ook van oordeel dat SNCU bij de berekening van de materiële schadelast mocht uitgaan van de juistheid van de aan haar aangeleverde stukken.
De heer [appellant 2] is de verantwoordelijke voor de onderneming. Hij is de bestuurder van alle ondernemingen Euro Start, Euro Werk, Green Group en Agrarisch uitzendbureau Uitzendplan”. [appellant 2] heeft deze verklaringen onvoldoende betwist. De enkele stelling dat de verklaring van [appellant 1] onjuist is, is daarvoor onvoldoende. Het daarvoor door [appellant 2] aangevoerde argument dat deze verklaringen enkel dienen te worden gelezen in het licht van zijn “kennelijke frustratie over het uitblijven van (extra) beloningen” geeft het hof veeleer aanleiding te vermoeden dat [appellant 1], zoals hij verklaart, werd betaald door [appellant 2] om als bestuurder te worden ingeschreven en dat [appellant 2] dat in zijn macht had. Daarbij komt dat uit de hiervoor aangehaalde uitspraak van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 9 juli 2024 volgt dat de activiteiten van Green Group zijn voortgezet in Euro Werk 2 B.V., een vennootschap die in januari 2023 is opgericht en indirect wordt geëxploiteerd door [appellant 2] (ECLI:NL:RBAMS:2024:4501 r.o. 2.1-2.3).
€ 12.956,-.
€ 2.821,-.
.
7.Beslissing
- vernietigt het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag van 20 december 2023, voor zover daarbij de vordering van SNCU jegens [appellant 2] als (voormalig en/of feitelijk) bestuurder van Green Group is afgewezen (5.13 van het dictum);
- bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [appellanten] in de kosten van de procedure in principaal hoger beroep, aan de zijde van SNCU begroot op € 12.956,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellanten] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellanten] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellanten] deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
veroordeelt [appellant 2] hoofdelijk (naast Green Group, Stichting Groen en [appellant 1]):
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot nabetaling over te gaan van de materiële schadelast (ten aanzien van Green Group ) ten bedrage van € 393.701,- aan de betrokken uitzendkrachten;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU een bedrag te voldoen van € 77.388,- als schadevergoeding (ten aanzien van Green Group), te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf het moment van verschuldigdheid tot de dag der voldoening;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen het niet nabetaalde gedeelte van het hiervoor toegewezen bedrag van € 393.701,- als aanvullende schadevergoeding;
- om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan SNCU te voldoen een bedrag van € 4.130,45 als een vergoeding voor de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW, te rekenen vanaf de dag der verschuldigdheid tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt [appellant 2] in de kosten van de procedure in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van SNCU begroot op € 2.821,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als [appellant 2] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellant 2] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant 2] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als hij deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
in principaal en incidenteel hoger beroep
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad voor zover het de veroordelingen betreft;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.