ECLI:NL:GHDHA:2025:1787
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd door de gemeente Rotterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, die de bezwaren tegen acht naheffingsaanslagen parkeerbelasting ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslagen zijn opgelegd in de periode van 3 augustus 2022 tot en met 16 augustus 2022, omdat de auto van belanghebbende zonder betaling van parkeerbelasting was geparkeerd. De Heffingsambtenaar heeft de bezwaarschriften tegen deze aanslagen op 10 maart 2023 ongegrond verklaard, waarna belanghebbende op 14 maart 2023 beroep heeft ingesteld. De Rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het hoger beroep bij het Gerechtshof Den Haag.
Belanghebbende stelt dat de naheffingsaanslagen onterecht zijn opgelegd, omdat zij haar auto had uitgeleend aan een vriendin en de parkeerautomaat niet goed zichtbaar was. De rechtbank oordeelt dat de Heffingsambtenaar terecht heeft vastgesteld dat de auto niet continu in het parkeervak heeft gestaan en dat de parkeerder zelf een onderzoeksplicht heeft. De rechtbank concludeert dat er geen ruimte is voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel, omdat de wet geen beperking stelt aan het aantal naheffingsaanslagen dat kan worden opgelegd. Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond, waarbij het griffierecht niet wordt teruggegeven aan belanghebbende.