ECLI:NL:RBOBR:2023:119
Rechtbank Oost-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de evenredigheid van naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan eiser
In deze uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant, gedaan op 9 januari 2023, worden de beroepen van eiser tegen de opgelegde naheffingsaanslagen parkeerbelasting beoordeeld. Eiser, eigenaar van een auto met kenteken [kenteken], ontving in totaal zestien naheffingsaanslagen van elk € 66,80 voor het parkeren zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting. De heffingsambtenaar handhaafde deze aanslagen na twee afzonderlijke uitspraken op bezwaar. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze beslissingen, waarbij de rechtbank Zeeland-West-Brabant de zaken verwees naar de Rechtbank Oost-Brabant.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op de data van de naheffingsaanslagen geparkeerd stond zonder de verschuldigde belasting te voldoen. Eiser voerde aan dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn parkeervergunning ook geldig was voor de oneven kant van de Markendaalseweg, waar hij zijn auto had geparkeerd. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij recht had om daar te parkeren. Bovendien werd de hoge hoeveelheid naheffingsaanslagen als onredelijk beschouwd, gezien de omstandigheden van het geval. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar in dit geval onzorgvuldig had gehandeld door in korte tijd meerdere aanslagen op te leggen zonder contact op te nemen met eiser.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep met betrekking tot de zaaknummers SHE 22/2322 t/m SHE 22/2329 ongegrond, maar verklaarde het beroep met zaaknummers SHE 21/2325, SHE 21/2999 t/m SHE 21/3005 gegrond. De rechtbank vernietigde de bestreden uitspraak van 2 april 2021 en liet de eerste zeven naheffingsaanslagen in stand, terwijl de overige aanslagen werden vernietigd. Eiser kreeg het griffierecht vergoed.